HC.8.7: Antimicrobiële therapie II Flashcards
wat is het verschil tussen empirische en gerichte antimicrobiële therapie?
empirirsch: rekening houden met meest waarschijnlijke verwekker en dus niet breed spectrum per definitie
gericht: op grond van kweekuitslag
gevoeligheidsbepaling nodig om te kunnen stroomlijnen
waarom geven we iemand profylaxe?
om infectie te voorkomen en er is dus nog ook geen sprake van infectie (tetanusvaccinatie)
wat zijn de voorwaarden voor genezing van een infectie door een antimicrobieel middel?
- het middel moet de ontstekingshaard of het getroffen orgaan in voldoende mate bereiken -> farmacologische parameters (PK/PD)
- het middel dient het oorzakelijke micro-organisme te kunnen doden of de groei ervan te remmen
waardoor wordt de farmacokinetiek bepaald?
- wijze van toediening
- frequentie
- duur
wat is de biologische beschikbaarheid?
fractie van dosis die onveranderd in algemene circulatie komt
wat zijn AB eigenschappen?
- oplosbaarheid in vet
- binding aan plasma-eiwitten en weefselcomponenten
wat zijn gastheerfactoren?
- vascularisatie van weefsels
- natuurlijke barrieres
- mate van ontsteking
wat is het nadeel van een abces?
AB werkt niet goed omdat het afgekapseld is en een zuur milieu heeft en andere factoren waardoor AB niet werkt
wat zijn contra-indicaties voor bepaalde middelen?
- nierfunctie
- allergie
- bijwerkingen
- interacties
wat is synergie?
1+1=3
dit doe je bij ernstige infectie
wat zijn de bijwerkingen van antimicrobiële therapie?
- centraal zenuwstelsel: insulten
- beenmerg/bloed: leuko- en trombopenie
- gastro-intestinale toxiciteit: diarree
- renale toxiciteit:; nierinsufficiëntie
- ototoxiciteit: n. VIII
- lever toxiciteit
wat is clostridium difficile enterocolitis?
- overgroei van clostridium difficile in lumen colon
- clostridium produceert toxinen
- ontsteking van de darm met pseudomembraan vorming (waterige + bloed diarree)
- zelden evolutie naar toxisch megacolon