9/12 Flashcards
1
Q
Omwille van
A
2
Q
Vanwege
A
3
Q
Snitchen
A
Snitch
4
Q
Profijt
A
Profit
5
Q
Commissie
A
Commission / komisyon
6
Q
Zogezegd
A
7
Q
Verdien jouw boterham(Kiefer)
A
8
Q
Valies
A
Luggage
9
Q
Met vuur spelen
A
Atesle oynamak
10
Q
Uitmaken
A
De relatie met iemand verbreken
11
Q
Garant
A
Guarantee
12
Q
Clown
A
Clown
13
Q
4:50
A
14
Q
Afnemen
A
1-wegnemen of afpakken
2-minder worden
15
Q
Censor
A
Censor
16
Q
Enquête(Kiefer)
A
Survey
17
Q
Verrijking
A
Enrichment
18
Q
Asiel
A
Asylum
19
Q
Vastleggen/registreren
A
Vastleggen in een register
20
Q
Criteria
A
Kriter
21
Q
Beroven
A
Een bank beroven iets stelen van
22
Q
Voorstander
A
Supporter
23
Q
Tegenstander
A
Opponent
24
Q
Robuust
A
Robust / stevig en krachtig
25
Q
Conservatief
A
Conservative/ die niet van verandering houdt
26
Q
Meesleuren(suruklenme) kiefer
A