28/11 Flashcards
1
Q
Verworden
A
een wond of wonden veroorzaken bij
2
Q
Verwonding
A
Wond
3
Q
Normal gezien
A
Usually
4
Q
Aantreffen
A
Toevallig vinden
5
Q
Tatoeage
A
Tatto
6
Q
Escaleren
A
Van conflicten( erger/ heviger worden
7
Q
Rechtvaardigheid
A
Justice
8
Q
Deelnemen
A
Take part
9
Q
Opzettelijk
A
Met een bepaalde bedoeling/ intentional
10
Q
Misbruiken
A
Opzettelijk op een verkeerde/slechte manier gebruiken. / abuse
11
Q
Bluffen
A
Bluff
12
Q
Mimiek
A
Facial expressions
13
Q
Ontmaskeren
A
aantonen dat iemand die onschuldig leek in werkelijkheid slecht is
14
Q
Uiteraard
A
Vanzelfsprekend
15
Q
Provoceren
A
Provocate