27/1 Flashcards

1
Q

Opgelegd/uitgesproken

A

als je (het genoemde) heel sterk of duidelijk hebt of bent
Voorbeelden: een uitgesproken mening over iets hebben,
een uitgesproken afkeer van vlees hebben,
uitgesproken idealisten die de wereld willen verbeteren,
een uitgesproken lelijke man
Synoniem: onmiskenbaar
Distinct explicit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ambras

A

Ruzie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Concesssie

A

wat je toegeeft of opgeeft om een conflict op te lossen - concession
concessies doen aan iemand - concede (something) to someone

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Charlatan

A

Sarlatan/oplichter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gezien

A

Vanwege

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Spuit

A

Spout/injection

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wil

A

Will irade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bevoegdheid

A

Competence/ officieel erkend recht iets te doen - competence, qualification
uitdrukking een leraar met eerstegraads bevoegdheid

(=een leraar die in de hoogste klassen van het voortgezet onderwijs mag lesgeven) - higher level highschool teacher

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Prutsen

A

op een ondoelmatige manier bezig zijn met iets maken of repareren - tinker, diddle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly