27/12 Flashcards
Kantelen
naar één kant omvallen, of (iets) een andere kant op leggen of draaien
Kettingbotsing
Zincirleme kaza
Accumuleren
Accumulate
Geste
Jest
geste zelfst.naamw.
Uitspraak: [ˈʒɛstə]
Verbuigingen: -s (meerv.)
teken van goede bedoelingen - gesture
Die extra beloning met Kerstmis was een mooie geste van de baas. - The extra Cristmas bonus was a nice gesture of the boss.
Gerucht
Rumor
Toegang
Entrance
Verschaffen
Provide
Overeenstemmen
overeenstemmen werkw.
Uitspraak: [ovə’renstɛmə(n)]
Afbreekpatroon: over·een·stem·men
Vervoegingen: stemde overeen (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen: heeft overeengestemd (volt.deelw.)
kloppen of gelijkenis vertonen met iets of iemand anders
Voorbeelden: niet overeenstemmen met de werkelijkheid
,mijn opvattingen stemmen niet overeen met de jouwe
Genereus
Generous
Onherroepelijk
Inevitable
Euforisch
Euophoria
Spatten
Splatter
Noch
Nor
Portie
Portion
Attest
schriftelijke verklaring die als bewijs dient
Devulatie
Devulation/devülasyon
Baksteen
Brick
Saneren
saneren werkw.
Uitspraak: [saˈnerə(n)]
Verbuigingen: saneerde (verl.tijd ) heeft gesaneerd (volt.deelw.)
gezond maken - put in order, fix, see to
je gebit laten saneren door de tandarts - let a dentist look at your teeth
een bedrijf saneren - restructure a company
Beleid
manier waarop je iets regelt en leidt - policy
Voorzorg
Precaution
Blootstellen aan
Exposure
Immuniteit
Immunity
Verontreinigen
Contaminate