21/11 Flashcards
Voorzitter
iemand die een vergadering, bestuur, vereniging enz. leidt
Besteden
Verbruiken (voor iemand of iets)
Rouw
Mourning/ grief
Zich bemoeien
Interfere/
Garanderen
Guarantee
Transactie
Transaction/ an occasion when someone buy or sell something , or when money is exchanged or the activity of buying or selling something
Betrouwbaar
Reliable
Verzeilen
Terechtkomen in een vervelend situatie
Flink
Stevig en groot
Bankroet
Bankrupt
In de war
Confused or mixed up
Overstuur
Upset
Gunstig
Al iets voordelig voor je is
Overhandelen
Door praten proberen een gunstige resultaat spreken, vooral over geldzaken
Bargain negotiate
Norm
Norm
An accepted standard or a way of behaving or doing things that most people agree with
Rechtbank
Court
Verzuipen
Verdrinken of doen verdrinken
Meemaken
Erbij zijn als het gebeurt
Vegen
schoonmaken door met een bezem of borstel ergens langs te strijken
Infiltreren
Infiltrate/ to secretly become part of a group in order to get information or to influence the way group thinks or behaves
Bak
voorwerp om iets in te bewaren met een opening aan de bovenkant
Container
Achterbak
Kofferbak achter in een auto
Trunk