23/03 Flashcards
Begaan
1) doen (iets slechts)
Voorbeelden: een stommiteit begaan
,een misdaad begaan
Synoniem: plegen
2)
iemand laten begaan (iemand niet stoppen)
Metselaar
iemand die als beroep muren bouwt met bakstenen en specie
Voorbeeld: Hij heeft zich gespecialiseerd als metselaar in de restauratiebouw.
Zondigen
een (geloofs)regel overtreden
Voorbeeld: zondigen tegen een principe
Vergen
nodig zijn
Voorbeeld: De inspanning heeft te veel van haar krachten gevergd.
Synoniemen: vereisen, vragen
Poolshoogte te nemen
ergens poolshoogte nemen (onderzoeken hoe het ergens is)
Opleggen
iemand) dwingen tot
Voorbeeld: een boete opleggen
Toestoppen
1) (iemand die in bed ligt) bedekken met een deken
Voorbeeld: Eerst je kinderen toestoppen en dan zelf naar bed gaan.
Synoniem: toedekken (1)
2) (iemand iets) geven zonder dat iemand anders het ziet
Voorbeeld: Een briefje van tien euro toegestopt krijgen van je opa.
Synoniem: toespelen (1)
İk stond op eigen benen
Telkens
iedere keer weer
Voorbeeld: telkens vergeten de dop op de tube te doen
Synoniemen: steeds weer, steeds opnieuw, herhaaldelijk,
Prompt
onmiddellijk
Voorbeeld: Je stopt de cd in de computer en prompt begint de installatie van het programma.
Synoniem: meteen
Grondbezitter
iemand die veel land in eigendom heeft
Reactionair
uiterst conservatief
II de reactionair zelfst.naamw. (m.)
Verbuigingen: reactionairen
iemand die uiterst conservatief is