12/1 Flashcards

1
Q

Huisbaas

A

Landlord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Minnares

A

Mistress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Deprimeren

A

Depress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parkeerschijf

A

Parkseyi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Afmeting

A

Dimension/measurement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Omtrek

A

afmeting van iets als je eromheen meet -

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uithalen

A

uithalen werkw.
Uitspraak: [ˈœythalə(n)]
Verbuigingen: haalde uit (verl.tijd ) heeft uitgehaald (volt.deelw.)

1) doen wat niet mag - take a swing, be up to
kattenkwaad uithalen - cause mischief / play tricks (on)

2) wat je hebt gebreid, gehaakt of genaaid weer ongedaan maken - unravel, take apart
de laatste steken uithalen - get the last stitches out

3) helpen - avail, assist, help
Ik ben bang dat die maatregelen weinig zullen uithalen. - I am afraid that these measures will not have any effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Molesteren

A

Molest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verzuimen

A

verzuimen werkw.
Uitspraak: [vər’zœymə(n)]
Afbreekpatroon: ver·zui·men
Vervoegingen: verzuimde (verl.tijd enkelv.)
Vervoegingen: heeft verzuimd (volt.deelw.)

(iets wat je hoort te doen) niet doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ontwijken

A

1) van richting veranderen om niet tegen iets aan te botsen
Voorbeeld: nog net een vrachtwagen kunnen ontwijken door een ruk aan het stuur te geven

2) voorkomen dat je last van iets of iemand hebt
Voorbeeld: een ontwijkend antwoord geven op een lastige vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly