2/12 Flashcards
1
Q
Verwerpelijk
A
Wat je sterk afkeurt
2
Q
Bezigheid
A
Activiteit
3
Q
Keten
A
Chain
4
Q
Voedselketen
A
Food chain
5
Q
Daardoor
A
Om die reden, vanwege die oorzaak
6
Q
Uitbreken
A
Break out
7
Q
Snob
A
Snob
8
Q
Stalken
A
Stalk
9
Q
Panikeren
A
Panik
10
Q
Haven
A
Port
11
Q
Tegenkomen
A
Encounter
12
Q
Het stuur
A
Wheel
13
Q
Achterlaten
A
Leave behind
14
Q
Bedriegen
A
Deceive
15
Q
Oplichten
A
Iemand door misleiding geld afhandig maken
16
Q
Luchthaven
A
Airport
17
Q
Noodzaak
A
situatie dat iets nodig is of moet gebeuren
18
Q
Samenstelling
A
Compound
19
Q
Foefelen
A
Bedreiger
20
Q
Gijzelaar
A
Hostage
21
Q
Gijzeling
A
Hostage-taking
22
Q
Zich iemand in vergissen
A
To be wrong about someone / Yanlis tanima/(denken dat iemand anders is dan hij in werkelijkheid is)
23
Q
Vreemdeling
A
Stranger
24
Q
iets onaangenaams dat jou toevallig overkomt
Voorbeelden: pech hebben,Het was gewoon stomme pech; niemand kon er iets aan doen.
A
Bad luck
