2A2 week 9 HC 2 Presentatie en diagnostiek longcarcinoom Flashcards

1
Q

Wat is de presentatie van longkanker?

A

Hoesten, ontstekingen, hemoptoë, moeheid en klachten van uitzaaiing (heesheid, hoofdpijn, passagestoornis, pijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn oorzaken van het vena cava superior syndroom?

A
  • Compressie door tumor/lymfeklieren (longcarcinoom, lymfoom of mediastinale tumor)
  • Trombose
  • Tumorthrombi
  • Invasie in vaatwand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het vena cava superior syndroom?

A

Afsluiting/Verdrukking van vena cava superior wat leidt tot gestuwde halsvenen, zakjes vocht onder de ogen en colateraal vorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een superior sulcus tumor?

A

Tumor in de longtop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het Horner syndroom?

A

Ingroei in sympatische grensstreng/ganglion
- Aangedane zijde: miosis, prosis ooglid, anhydrosis (minder zweten), enoftalmie (oog naar achter)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het pancoast syndroom?

A

Gevolgen van ingroei superior sulcus tumor in plexus brachialis
- Pijn in schouder, uitstralend naar arm
- Zwakte en atrofie handmusculatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doe je bij verdenking op een longcarcinoom?

A
  • Weefsel diagnostiek
  • Stadiëring
  • Preoperatief onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar metastaseren longcarcinomen vaak?

A

Hoofd, lever, botten en bijnier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat kun je vinden bij het lichamelijk onderzoek bij iemand met longkanker?

A
  • Gewichtverlies
  • Lymfadenopathie (supraclaviculair, oksels)
  • Heesheid (n.recurrens)
  • Paraneoplastische syndromen
  • Hepatomegalie
  • Weke delen zwelling
  • Kloppijn wervelkolom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je de performance van een patiënt indelen?

A
  • Zubrod schaal: 0-5
  • Karnofsky scale: 0-100 in stappen van 10
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe ziet de Zubrod schaal eruit?

A

0: normale activiteit
1: symptomen, zorgt voor zichzelf
2: > 50% in staat om te lopen, af en toe hulp
3: < 50% in staat om te lopen, hulp afhankelijk
4: bedlegerig
5: overleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe zien de labwaarden bij longkanker eruit?

A

Normaal
- Metastasen: hypercalciemie, leverwaarden, laag natrium (SIADH)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar kunnen longcarcinomen zitten?

A

Centraal, perifeer of in het mediastinum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat kun je zien op radiologisch onderzoek bij longkanker?

A

Nodules, massa, atelectase, pleuravocht, infiltraat en lymfeklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kun je bekijken met een CT-scan?

A

Grootte, ligging, aspect, doorgroei in thoraxwand of mediastinum, lymfeklieren, metastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke opties zijn er voor thoracale weefseldiagnostiek?

A
  • Sputum cytologie
  • Bronchusaspiraat
  • Bronchiale brushing
  • Transbronchiale punctie
  • Bronchiaal biopt
  • Transthoracale punctie
  • Transoesphageale punctie
  • VATS
  • Thoracotomie
17
Q

Wat zijn kenmerken van een bronchoscopie?

A

Onder lokale verdoving videochip via mond of neus met biopt
- 85% gevoeligheid centrale tumoren, 35% perifere tumoren
- Lage mortaliteit en morbiditeit

18
Q

Wanneer worden EUS en EBUS gebruikt?

A
  • EUS: links, subcarinale klieren, onderste deel mediastinum, bijnier
  • EBUS: bovenste deel mediastinum, subcarinale klieren, hilaire klieren
19
Q

Wat zijn kenmerken van een transthoracale punctie?

A

Bij perifere tumoren voor cytologisch en histologisch onderzoek
- 7-35% kans op pneumothorax

20
Q

Waarvoor wordt de PET scan gebruikt?

A

Mediastinale stadiëring
- Zichtbaar vanaf 7 mm

21
Q

Hoe herken je atelectase of pleuravocht?

A

Gedempte percussie + verminderd ademgeruis

22
Q

Hoe kun je pleuravocht aanprikken?

A

Bovenrand rib
- Ontlastende punctie max 1500 mL

23
Q

Wat doe je als een ontlastende punctie geen blijvende verlichting geeft?

A

Pleurodese
- Als dit niet werkt pleuracatheter

24
Q

Waar zit pleuravocht?

A

In pleurale ruimte

25
Q

Wat is het verschil tussen exsudaat en transsudaat?

A

Exsudaat: vocht door plaatselijk oorzaak zoals ontsteking
Transsudaat: vocht door verschil in druk

26
Q

Wat is anders bij vocht in de longen door decompensatio cordis?

A

Beiderzijds en behandeling met diuretica

27
Q

Wat is empyeem?

A

Ontsteking in pleurale ruimte
-> Drainage en antibiotica

28
Q

Wat is de eerste stap in de evaluatie van een solitaire pulmonale nodule?

A

Inschatting risico longkanker

29
Q

Wat zijn kenmerken van benigne en maligne SPNs?

A

Benigne: kalk, glad begrensd, in onderveld, 2 jaar geen groei
Maligne: geen kalk, spiculae, groot

30
Q

Wat is de vervolgstap bij de verschillende soorten risico’s?

A
  • Laag: 6 maanden CT
  • Intermediair: PET scan of CT 3 maanden
  • Hoog: punctie