2A2 week 12 HC 4 & 9 Prostaatcarcinoom Flashcards

1
Q

Wat maakt de prostaat?

A

PSA eiwit om ejaculaat vloeibaar te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waaruit bestaat de prostaat?

A
  • Apex: urethrazijde
  • Basis: blaaszijde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke prostaataandoeningen zorgen voor een verhoogd PSA?

A
  • Benigne prostaat hyperplasie
  • Prostatitis
  • Prostaat carcinoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat de opsporing van het prostaatcarcinoom?

A
  • PSA meten
  • Rectaal toucher
  • Biopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt het prostaatcarcinoom gegradeerd?

A

Gleason gradering
- 1e getal is meest voorkomende groeipatroon
- 2e getal is wat ook wordt gezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn nadelen van screening naar prostaatkanker?

A
  • Vaak asymptomatisch, dus je maakt een onnodige patiënt (50%)
  • Eerder behandelen betekent eerder en langer bijwerkingen
  • Agressieve symptomatische vorm komt vaak toch terug
  • Om 1 sterfgeval te voorkomen, 781 screening nodig, 27 extra diagnoses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn voordelen van screening naar prostaatkanker?

A
  • Grotere kans op genezing (27% sterfte reductie)
  • 50% risico reductie op metastase
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ziet de besluitvorming bij verdenking op prostaatcarcinoom eruit?

A

Shared decision making
- Bij levensverwachting > 10 jaar mogelijkheid tot PSA + toucher + risicocalculatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat de risicocalculatie van prostaatkanker?

A
  • Etniciteit (Afro afrikaans = verhoogd)
  • TRUS (prostaatvolume)
  • Familieanamnese (BRCA2)
  • Comorbiditeit, levensverwachting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is er indicatie voor een biopt?

A

Calculator nomogram / prostaatwijzer
- Kans op prostaatcarcinoom > 12,5 (overwegen) - 20% (aangeraden)
- Kans op agressieve tumor > 4 - 7%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn prognostische factoren voor het prostaatcarcinoom?

A
  • Gleason score
  • Hoogte PSA
  • T stadium
  • Aantal positieve biopten
  • Aantal mm tumor in biopt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de T-stagering van het prostaatcarcinoom?

A

T1: niet toucheerbaar
T2: toucheerbaar, binnen kapsel
T3: buiten kapsel
T4: doorgroei in andere organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer doe je een PSMA PET CT scan?

A

Bij grote kans op metastasen
- PSA > 20
- Gleason > 4 + 3
- Stadium 3 of hoger
- Hoge kans op N+ bij nomogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn bijwerkingen van de behandeling van het prostaatcarcinoom?

A
  • Impotentie (30-100%)
  • Stress incontinentie (10-50%)
  • Urgeklachten
  • Urethrastrictuur
  • Radiatie proctitis/cystitis (5-10%)
  • Fistels (1%)
  • Mortaliteit (<1%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke opties zijn er voor niet behandelen?

A
  • Watchful waiting: geen curatieve behandeling mogelijk
  • Active surveillance: regelmatige controles, curatieve behandeling bij progressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is active surveillance mogelijk?

A
  • Gleason < 3+3/3+4
  • PSA < 10
  • T1-T2
  • Minder dan 3 positieve biopten
  • Behandelbaar met invasieve interventie
17
Q

Welke therapie mogelijkheden zijn er voor het prostaatcarcinoom?

A
  • Radiotherapie: goudmarkers
  • Radicale prostatectomie: laproscopisch, robot gestuurd
  • Cyberknife: robotgestuurde RT
  • Inwendige bestraling: brachytherapie, jodium zaadjes
  • HIFU: verhitten
  • Cryotherapie: bevriezen
  • Hormoontherapie
  • Protonen: bijna nooit
18
Q

Wat is de incidentie van het prostaatcarcinoom?

A
  • 13500 / jaar
  • 2800 sterfgevallen / jaar
19
Q

Hoe wordt het prostaatcarcinoom meestal ontdekt?

A
  • < 10% symptomatisch
  • 50% mictieklachten
  • 50% screening/check ups
20
Q

Hoe kan een biopt worden uitgevoerd?

A

Transrectaal: grotere kans infectie
Perineaal: beter
- Altijd na MRI

21
Q

Hoe ziet de ISUP score eruit?

A

ISUP 1: 3+3
ISUP 2: 3+4
ISUP 3: 4+3
ISUP 4: 4+4, 3+5, 5+3
ISUP 5: 4+5, 5+4, 5+5

22
Q

Wanneer wordt hormoontherapie gebruikt?

A
  • Palliatief
  • In combinatie met RT in vroege setting
23
Q

Wat is de normaalwaarde van PSA

A

0,5 - 10

24
Q

Wat zijn andere namen voor hormoontherapie?

A

Androgeen deprivatie therapie (ADT) of chemische castratie

25
Q

Welke typen hormoontherapie zijn er?

A
  • Antiandrogenen
  • LHRH agonist
  • LHRH antagonist
  • CYP17 remmers (bijnier)
26
Q

Wat zijn bijwerkingen van hormoontherapie?

A

Energieverlies, opvliegers, gewichtstoename, osteoporose, libido verlies, gynaecomastie

27
Q

Wanneer wordt chemo-hormonale therapie gegeven?

A

Bij veel botmetastasen

28
Q

Waar let je op bij een rectaal toucher?

A
  • Grootte
  • Afwijkingen
  • Consistentie
  • Pijnlijkheid
  • Symmetrie
29
Q

Welke informatie is nodig voor de prostaatwijzer?

A

PSA, afwijkingen/nodi, grootte/volume

30
Q

Hoe werken LHRH agonisten?

A

Zorgen voor uitputting van hypofyse, hypothalamus as
- Aan begin combineren met anti androgenen

31
Q

Wanneer is er vaak sprake van plasklachten?

A

Bij BPH: hyperplasie in transitie zone

32
Q

Wat is de behandeling bij BPH?

A
  • 5a reductase remmer: geen DHT productie uit testosteron
  • TURP: transurethrale resectie prostaat
33
Q

Hoe werkt antiandrogeen therapie?

A

Blokkade androgeen receptoren op DNA -> geen transcriptie

34
Q

Wanneer worden LHRH antagonisten gegeven?

A

Bij botpijn
- Werken sneller, maar zijn duurder

35
Q

Wat zijn veelvoorkomende bijwerkingen van een prostaatbioptie?

A

Hematurie (40%), infecties en sepsis (1%)

36
Q

Waar wordt testosteron geproduceerd?

A

Leydig cellen (90%) en bijnier (10%)