1.5 Schouderaandoeningen & PD8 Orthopedische patiënt Flashcards

1
Q

Wat is orthopedie?

A

Behandeling van aandoeningen van het steun- en bewegingsapparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke typen orthopedische aandoeningen zijn er?

A
  • Acuut trauma
  • Chronisch trauma
  • Niet traumatisch
  • Botziekten
  • Deformiteiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van artrose?

A
  • Verlies gewrichtskraakbeen
  • Ombouw subchondraal bot en synovitis
  • Gewrichtspijn
  • Stijfheid
  • Bewegingsbeperking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn niet operatieve behandelingen voor artrose?

A
  • Voorlichting
  • Aanpassen belasting
  • Medicatie
  • Schoenaanpassing
  • Fysiotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden standsafwijkingen benoemd?

A

Distaal ten opzichte van proximaal:
- Valgus: Van lichaamsas af (Bijvoorbeeld X-benen)
- Valus: Naar lichaamsas toe (Bijvoorbeeld O-benen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn flexie en extensie?

A

Voorwaarts en achterwaarts bewegen in sagittale vlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn anteflexie en retroflexie?

A

Flexie en extensie in de schouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn abductie en adductie?

A

Van mediaanlijn af en naar mediaanlijn toe bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn exorotatie en endorotatie?

A

Naar buiten draaien (Pronatie) en naar binnen draaien (Supinatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn dorsaalflexie en plantairflexie?

A

Tenen naar neus en tenen van lichaam af bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn inversie en eversie?

A

Naar binnen bewegen voet en naar buiten bewegen van de voet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke gewrichten en spieren bestaat het schoudergewricht?

A
  • Acromio-claviculaire gewricht
  • Sterno-claviculair gewricht
  • Gleno-humeraal gewricht
  • Scapulo-thoracaal gewricht

SITS spieren:
- S: Supraspinatus
- I: Infraspinatus
- T: Teres minor
- S: Subscapularis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke spieren zijn belangrijk voor abductie en exorotatie?

A
  • Abductie: m. supraspinatus
  • Exorotatie: m. infraspinatus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke klachten hebben mensen met rotator cuff problemen?

A
  • Scherpe, stekende pijn
  • Functiebeperking: Verlies ROM of kracht

Bijvoorbeeld bij een rotator cuff scheur hebben 43.70% hebben geen klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke klinische testen kunnen er gedaan worden om een rotator cuff probleem aan te tonen?

A
  • Painful arc test (!)
  • Internal rotation lag test
  • External rotation lag test
  • Drop arm test
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de painful arc test?

A

Abductie beiden armen -> Pijn bij 60-120 graden

17
Q

Hoe werkt de internal rotation lag test?

A

Arm op rug van lichaam af bewegen
- Maximale endorotatie m. subscapularis

18
Q

Hoe werkt de external rotation test?

A

Arm in 90 graden flexie en volledige externe rotatie
- Functie m. supraspinatus en m. infraspinatus

19
Q

Hoe werkt de drop arm test?

A

Arm horizontaal in de lucht houden en langzaam laten zakken
- Functie m. supraspinatus

20
Q

Hoe ziet het lichamelijk onderzoek van schouderaandoeningen eruit?

A
  • Inspectie
  • ROM/bewegingspatroon (Functiebeperking)
  • Kracht: Verlies of niet (Functiebeperking)
  • Palpatie
  • Speciale testen
  • Apprehension/relocatie/schuiflade

Rekening houdend met leeftijd, activiteiten en ontstaan mechanisme (Acuut)

21
Q

Welke testen kunnen schouderluxatie aantonen?

A
  • Apprehesion test -> Angst of pijn bij druk aan posterieure zijde (Anterieure instabiliteit)
  • Relocatie test -> Opluchting bij kop naar voren duwen in liggende positie
  • Anterieure releas test/suprise test -> Angst of pijn bij relocatietest met loslaten
22
Q

Wat is laxiteit?

A

Fysiologische, asymptomatische instabiliteit

Instabiliteit is pathologisch

23
Q

Wat zijn de kenmerken van een schouderluxatie?

A
  • 1.7% van de algehele bevolking
  • Piekincidentie 16.5 jaar
24
Q

Hoe wordt het schoudergewricht gestabiliseerd?

A
  • Gewricht congruentie -> Glenoïd en labrum
  • Gewrichtsversie
  • Kapsel ligamentair
  • Rotator cuff/Bicepspees
  • Negatieve druk
  • Scapulothoracale beweging/stand
25
Q

Welke typen instabiliteit zijn er?

A

Traumatic Unidirectional Bankart and Surgery (TUBS):
- Posttraumatische luxatie
- Unidirectioneel meest voorkomend
- 95% anterieur

Atraumatic Multidirectional Bilateral Rehabilitation and Inferior (AMBR)I:
- Geen trauma
- Geen letsel
- Bilateraal
- Inferior

Recidief kans beïnvloed door leeftijd en risicogedrag. Operatieve stabilisatie is recidief kans verlagend

26
Q

Wat zijn de tekenen van multidirectionele instabiliteit?

A
  • Sulcus sign
  • Schuiflade anterior & posterior
  • Apprehension
27
Q

Wat is nodig voor lokale stabiliteit?

A

Propriocepsis en coördinatie

28
Q

Welke manieren van reponeren zijn er?

A
  • Chinese tractie: Op buik liggen, bij anterieure luxatie
  • Klassieke manier van Hippocrates: Voet in okselplooi en aan arm trekken
  • Elegante manier van Hippocrates: Doek in okselplooi naar achteren trekken, tweede persoon trekt aan de arm
29
Q

Welke gevolgen kunnen er bij een luxatie optreden?

A
  • Aanhechting kapsel met labrum
  • Hill Sachs Laesie: Corticale depressie in humeruskop
  • Bankart laesie: Labrum glenoidale (90-100% van anterieure luxaties)
30
Q

Hoe groot is de kans op reluxatie onder de 21 jaar?

A

95-100%

31
Q

Hoe wordt een disfunctie van de rotator cuff behandeld?

A

Omgekeerde schouderprothese

32
Q

Wat is bijzonder aan de reumahulpmiddelen?

A

Ze zijn gewricht op het verminderen van pijn

33
Q

Op welke manieren kunnen reuma hulpmiddelen werken?

A
  • Geringe buiging: Grote radius
  • Gering moment: Langere werkarm
  • Verschuiving: Aangrijpingspunt
34
Q

Aan welke eisen moet een goede schoen voldoen?

A
  • Sluiting hoog op wreef
  • Stevige omsluiting hiel
  • Buigzame zool voor bal van de voet
  • Geringe hakhoogte
  • Goed passing