1.2 Functionele anatomie van het bewegingsapparaat Flashcards

1
Q

Wat is de embryologie van de botten?

A

Gebeurt in week 7-8
- Paraxiaalmesoderm: Ribben, wervels
- Zijplaatmesoderm: Extremiteitenskelet
- Spiersegmenten volgen zenuwsegmenten

Zenuwen worden als het ware meegetrokken
Individuele spieren samengesteld uit meerdere myotomen -> Innervatie uit meerdere ruggenmerg segmenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vormen van osteogenese zijn er?

A

Desmaal/Membraneus en chondraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van desmale osteogenese?

A
  • Platte botten
  • Direct uit mesenchymaal bindweefsel
  • Perichondraal, appositionele diktegroei
  • Twee harden lagen met spongieus bot ertussen, rood beenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van chondrale osteogenese?

A
  • Pijpbeenderen
  • Indirect uit hyalien kraakbeen
  • Enchondraal, interstitiële lengtegroei
  • Buis van hard bot met spongiosa op uiteinden

Pijpbeenderen -> Van Hyaline kraakbeen naar bot (Chondrale osteogenese)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verloopt enchondrale verbening?

A

1) Perichondrium -> Gemineraliseerd kraakbeen
2) Ingroei diafysair bloedvat met osteoblasten
3) Secundaire botkern in proximale en distale epifyse
4) Chondroblasten in groeischrijf
5) Proliferatie en hypertrofie
6) Ossificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe verloopt lengtegroei en breedtegroei?

A
  • Lengtegroei: Vanaf zijkant, enchondraal
  • Breedtegroei: Vanuit periost, desmaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van de botten in de jeugd?

A
  • Humerus: 6-7 jaar
  • Rest bovenste extremiteiten: 14-16 jaar
  • Scapula: 18-25 jaar
  • Onderste extremiteiten: 17-20 jaar
  • Symfyse en bekken: 7 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat beïnvloedt de botmassa?

A
  • Belasting/krachten
  • Startleeftijd van belasting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke invloeden hebben de verschillende soorten krachten?

A
  • Compressiekrachten: Verticale botbalkjes
  • Torsiekrachten: Horizontale botbalkjes
  • Tractiekrachten: Bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke soorten gewrichten zijn er?

A
  • Synoviaal (Junctura Synovialis): Kop, kom, kraakbeen en synoviaal vloeistof (Beweeglijk)
  • Cartilaginea (Junctura Cartilaginea): Kraakbeen (Discus intervertebralis). Primair zijn het de groeischijven en secundair is het de discus intervertebralis
  • Fibrosa (Junctura Fibrosa): Bindweefsel (Syndesmose)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn voorbeelden van aanpassende gewrichten?

A
  • Meniscus (Ontstaat door druk): Compressiekrachten
  • Tractus iliotibialis: Tractie krachten
  • Uncovertabele gewrichten in de cervicale wervelkolom: Drukkrachten tussenwervelschijven

m. palmaris verdwijnt bijvoorbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het gevolg van druk/wrijving op de spieren?

A

Ontstaan van pees, bursa of zelfs bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaat bot?

A
  • Osteoblasten
  • Osteocyten
  • Osteoclasten
  • Botmatrix
  • Calcium kristallen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van osteoblasten?

A
  • Ontstaat uit mesenchymale stamcel
  • Produceert osteoïd
  • Plat bij inactiviteit, kubisch bij activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is osteoïd?

A

Ongemineraliseerde botmatrix -> Collageen type 1 en botvormende proteïnes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn normale hoeveelheden osteoïd?

A

2% van botvolume en 20% van het botoppervlak

17
Q

Wat is mineralisatie?

A

Inbouw van (Hydroxy)apatiet aan mineralisatie front. Duurt 10 dagen

18
Q

Hoe wordt mineralisatie gereguleerd?

A
  • Osteocalcine bindt calcium
  • AF verhoogt PO4
  • Matrix vesikels
  • Nauw verbonden met collageen type 1
19
Q

Wat is de klinische relevantie van mineralisatie?

A

Radionucleotioden (Nucleaire geneeskunde), tetracycline (Pathologie) en metaal geïnduceerde osteomalacie (Verzwakking)

20
Q

Wat zijn de kenmerken van osteocyten?

A

Gematureerde osteoblast gevangen in osteoïd
- Mechanotransductie
- Contact en diffusie O2 via canaliculi

21
Q

Wat zijn de kenmerken van osteoclasten?

A
  • Ontstaan uit hematopoëtische stamcel
  • Botafbraak door H+ en collagenase
  • Resorptie gemineraliseerde bot in lacunae
22
Q

Hoe worden osteoclasten geactiveerd?

A

Binding RANK ligand aan RANK receptor op osteoclast

23
Q

Wat is remodelling?

A

Vervanging/omvorming van bot onder invloed van krachten in bone remodelling units

24
Q

Hoe wordt remodelling gereguleerd?

A
  • Calcitonine uit schildklier remt osteoclasten
  • PTH uit bijnier activeert indirect osteoclasten (Via IL6 en IL1 productie door osteoblasten)
25
Q

Hoe worden gebieden die remodelling hebben ondergaan herkend?

A

Cementlijnen:
- Rechte lijnen in trabeculair bot
- Uienschil patroon in corticaal bot

26
Q

Wat is Morbus Paget?

A

Paramyxovirus in osteoclasten wat leidt tot sterk verhoogde bot remodelling:
- Mozaïekpatroon
- Bijna altijd >40 jaar

27
Q

Hoe verloopt fractuurgenezing?

A
  • Hematoom door scheur in periost (<12 uur)
  • Granulatieweefsel met fibroblasten en macrofagen (<48 uur)
  • Intramembraneuze verbening en later enchondrale verbening (1-4 weken)
  • Remodelling naar lamellair bot (>1 maand)
28
Q

Hoe kan botweefsel verkregen worden voor pathologisch onderzoek?

A
  • Crista biopt (Hematologische of metabole afwijkingen)
  • Jamshidi biopt (Bottumor)
  • Naaldbiopt (Metastase)
  • Excochleatie (Bottumor)
  • Excisie/resectie
29
Q

Hoe wordt botweefsel nabehandeld?

A
  • Ontkalking met EDTA of mierenzuur
  • Inbedden in plastic zonder ontkalking
30
Q

Welke kleuringen worden er gebruikt op botweefsel?

A
  • HE: Celmorfologie
  • Goldner: Mineralisatie (Groen vs. rood)
  • Thionine: Mineralisatie (Paars vs. lichtblauw/grijs)
  • Zure fosfatase: Osteoclasten
  • Tetracycline: Mineralisatie snelheid (Osteomalacie)
31
Q

Hoe worden beentumoren ingedeeld?

A

Op basis van matrixproductie:
- Kraakbeen: Enchondroom, chondrosarcoom
- Vezels: Fibroom, fibrosarcoom
- Osteoïd: Osteoom, osteoblastoom, osteosarcoom

32
Q

Waar wordt er op gelet bij beentumoren?

A
  • Organisatie matrix
  • Cellulaire atypie
  • Mitose
  • Necrose
33
Q

Wat zijn de kenmerken van een osteoom?

A

Normaal lamellair bot met donkere osteocyten:
- Goedaardig
- Schedel en aangezicht

34
Q

Wat zijn de kenmerken van een osteosarcoom?

A

Onregelmatige osteoïde matrix, grote cellen met prominente/dubbele nuclei, mitose:
- Maligne
- Bijvoorbeeld bij Paget

35
Q

Wat zijn de kenmerken van een enchondroom?

A
  • Kraakbeenmatrix met kleine donkere chondrocyten
  • Geen necrose of mitose
36
Q

Wat zijn de kenmerken van een chondrosarcoom?

A
  • Grijs-blauwe, celrijke matrix
  • Grote kernen en prominente nucleoli
37
Q

Wat zijn de kenmerken van een Ewing sarcoom?

A
  • Geen matrix en dicht op elkaar geplakte cellen
  • Erg agressief
38
Q

Bij welke ziekten is er sprake van een afwijkende botgroei?

A
  • Achondroplasie: Kraakbeen in embryonale groeiplaat niet tot ontwikkeling
  • Osteogenesis imperfectie: Afwijkende vorming type 1 collageen
39
Q

Welke sporten beïnvloeden de osteogenese (Weinig tot veel)?

A
  • Zwemmen
  • Fietsen
  • Wandelen
  • Hardlopen
  • Turnen
  • Gewichtheffen