Nederlands - Les 8, 15, 22 en TR3 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 3 eigenschappen van een feit?

A
  • controleerbaar of meetbaar
  • uitspraak over feit is altijd waar of onwaar
  • je kan er niet over discussiëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een mening?

A

Een persoonlijk standpunt waarmee je het wel of niet eens kunt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorbeelden van typerende verwoordingen die aangeven dat de spreker of auteur een feit aanhaalt?

A
  • het is bewezen dat…
  • het is aangetoond dat…
  • wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voorbeelden van typerende verwoordingen die aangeven dat de spreker of auteur een mening geeft?

A
  • ik vind dat…
  • ik denk dat…
  • ik ben van mening dat…
  • ik heb zo het gevoel dat…
  • volgens mij…
  • het lijkt mij…
  • naar mijn mening…
  • mijns inziens…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe onderbouw je een standpunt?

A

Met 1 of meerdere argumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Op basis van welke 7 dingen onderscheiden we verschillende soorten argumenten?
MAW, welke 7 soorten zijn er?

A
  • feit
  • oorzaak-gevolgrelatie
  • voor- of nadeel
  • deskundigheid of autoriteit
  • voorbeelden die dienen als bewijs
  • vergelijking
  • kenmerk of eigenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een standpunt?

A

Een bewering of uitspraak over een bepaald onderwerp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 4 eigenschappen van een goed standpunt?

A
  • duidelijk
  • bondig
  • positief geformuleerd
  • bevat geen argumenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doe je door een standpunt te geven?

A

Dan geef je je mening.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is een standpunt subjuctief?

A

Omdat het jouw mening is en iemand anders daar heel anders over kan denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de want-dusproef?

A
  • kan je gebruiken wanneer je twijfelt wat het standpunt en wat het argument is
    = na wAnt volgt een Argument en na duS een Standpunt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uit welke 3 delen bestaat een redenering?

A
  • standpunt
  • argument
  • als-danverbinding (zin met als…, dan…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer heb je te maken met een verzwegen argument?

A

Wanneer de als-danverbinding niet rechtstreeks genoemd wordt in de argumentatie.
Je moet het argument er dan zelf bij denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een argumentatiestructuur?

A

Een schema dat duidelijk maakt hoe argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 vormen van argumentatie heb je bij een argumentatiestructuur?

A
  • enkelvoudige argumentatie: er is 1 standpunt en 1 argument
  • meervoudige argumentatie: er is 1 standpunt en meer dan 1 argument
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 2 soorten argumentatie onderscheid je?

A
  • Onderschikkende argumentatie: hoofdargument door 1 of meer subargumenten ondersteund
  • Nevenschikkende argumentatie: argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats wisselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn tegenargumenten?

A

Argumenten tegen een standpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het weerleggen van een tegenargument?

A

met een tegenargument voor dat tegenargument komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn drogredenen? + synoniem

A
  • sofismes of fallacies
    = fouten in argumentaties: er is geen correct en sluitend verband tussen standpunt en argument
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Voor wat worden drogredenen gebruikt?

A

Om te misleiden en te manipuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een dilemma?

A

Dan kom je te staan voor een moeilijke keuze tussen 2 mogelijkheden die elkaar uitsluiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een vals dilemma?

A

Daarbij worden 2 alternatieven als de enige mogelijkheden voorgesteld, terwijl er in werkelijkheid nog andere zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een syllogisme? + synoniem

A
  • sluitrede
    = een vorm van redeneren die uit 3 onderdelen bestaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat een syllogisme of een sluitrede? + wat zijn ze?

A
  • majorpremisse (algemene uitspraak)
  • minorpremisse (specifieke uitspraak)
  • conclusie (getrokken op basis vd 2 premissen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Van welke vorm van redeneren is een syllogisme of sluitrede een voorbeeld?
van deductief redeneren: vh algemene naar het specifieke
26
Wat is er buiten de 3 onderdelen van een syllogisme of sluitrede nog belangrijk bij het nagaan of het syllogisme of sluitrede juist is?
de geldigheid en waarheid
27
Wat is de geldigheid v premissen?
Zegt iets over het verband tussen 2 premissen: klopt dit verband of klopt dit verband niet?
28
Wat is de waarheid v premissen?
Zegt iets over de waarheid vd premissen: zijn deze uitspraken waar of niet waar?
29
Geef 3 invullingen vh concept bias naargelang het domein waarin het gebruikt wordt.
- wetenschappelijk: verstoorde interpretatie v studieresultaten - cultureel: interpreteren v fenomenen door de bril vd eigen cultuur - psychologisch: benoemen van een vertekening
30
Wat is een disclaimer?
Is een korte tekst waarin de aansprakelijkheid in een bepaalde aangelegenheid wordt afgewezen of beperkt.
31
Verklaar "correlatie impliceert geen causatie".
Een relatie tussen 2 zaken betekent nog geen causaal verband.
32
Geef een voorbeeld van waar correlatie wel op causatie kan wijzen.
bv roken en longkanker: roken is oorzaak van longkanker, CO2-concentratie in de atmosfeer en de temperatuur van de aarde: opwarming aarde, ...
33
Wat is het verschil tussen correlatie en causaliteit?
CORRELATIE: - verband tussen 2 variabelen - verandering id ene gaat samen met verandering id andere - bv ijsverkoop en zonnebranden zijn beide gekoppeld aan zonnig weer (meer zon=meer van x en y) CAUSALITEIT: - variabele veroorzaakt verandering id andere - oorzaak-gevolgrelatie - bv roken veroorzaakt toename longkanker
34
Wat is een drogreden op basis van een onjuist gebruik van feiten?
Je gebruikt een feitelijk argument dat niet juist is. bv: Korchnoi is de sterkste schaker ooit, want hij is 3x wereldkampioen geweest.
35
Wat is een drogreden op basis van een onterecht beroep op autoriteit?
De autoriteit is niet deskundig. Bovendien wordt ze tegengesproken door gezag hebbende deskundigen bv: De opwarming vd aarde is een verzinsel. Donald Trump zegt dat ook. Het is gewoon een verzinsel vd Chinezen om de Amerikaanse economie te dwarsbomen.
36
Wat is een drogreden op basis van een onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap?
De aangehaalde eigenschap is niet of onvoldoende relevant. bv: Julia maakt prachtige foto's, want ze zijn altijd haarscherp.
37
Wat is een drogreden op basis van een onjuist gebruik van een voorbeeld?
Je maakt een foute veralgemening op grond van te weinig voorbeelden. bv: Mannen kunnen niet goed koken, want mijn schoonbroer kan niet eens spaghettisaus bereiden.
38
Wat is een drogreden op basis van een onjuist gebruik van een vergelijking?
Je vergelijkt appels met peren. De vergeleken zaken of personen verschillen heel erg van elkaar. bv: De studie vd oudheid kan beter worden afgeschaft. Oude schoenen gooi je toch ook weg.
39
Wat is een drogreden op basis van een onjuist gebruik van een voor- of nadeel?
Je overdrijft het voor- of nadeel om gelijk te halen. bv: Dit oude huis heeft karakter, charme, traditie en een briljante lichtinval. Koop het dus maar! (wellicht is het onvoldoende geïsoleerd, voldoen de elektrische leidingen niet meer, ...)
40
Wat is een drogreden op basis van een onjuist gebruik vd oorzaak-gevolgrelatie?
Het verband tussen oorzaak en gevolg is (helemaal) niet duidelijk. Je kunt ook oorzaak en gevolg verwarren. bv: Ik fietste onder een ladder door en een paar minuten later kwam ik zwaar ten val. OF Hoe meer politie op straat, hoe meer criminaliteit er is.
41
Wat is een drogreden op basis van een onjuist beroep op traditie?
Je beweert dat iets zo moet omdat het traditioneel zo was, zonder af te wegen of er nu betere alternatieven zijn. bv: Waarom moet ik nu onze afspraken per sms vastleggen? Vroeger stuurde ik jou een brief en dat ging toch ook!
42
Wat is een drogreden op basis van de persoonlijke aanval?
Je geeft geen inhoudelijk argument, maar valt de ander persoonlijk aan. Je speelt op de man in plaats van de bal. bv: Jij weet beslist niets af van gezond eten. Daar ben je veel te dik voor.
43
Wat is een drogreden op basis van de stok achter de deur?
Je dreigt met vervelende gevolgen als je je zin niet krijgt. bv: Je moet je bord leeg eten. Anders krijg je straks geen ijsje.
44
Wat is een drogreden op basis van het ontduiken vd bewijslast?
Je doet alsof je standpunt volkomen vanzelfsprekend is en niet ter discussie staat. Door de manier waarop je je mening formuleert voorkom je afwijkende meningen. bv: Verstandige mensen zoals jullie zullen het direct met me eens zijn.
45
Wat is een drogreden op basis van het verschuiven van de bewijsslast?
Je geeft een mening, maar geen argument. Wie het er niet mee eens is, moet maar zelf met argumenten komen. bv: Ik vind dat we meer geld moeten schenken aan liefdadigheidsacties. Geef me 1 goede reden waarom we dat niet zouden moeten doen.
46
Wat is een drogreden op basis van het vertekenen van het standpunt?
Je verdraait het argument van de ander. Je legt de ander woorden in de mond die die niet gezegd heeft. Je noemt die ook de 'drogreden vd stroman'. bv: A: Ik vind dat de doodstraf in bepaalde gevallen moet kunnen. B: Dus jij vindt dat elke misdadiger de doodstraf moet krijgen.
47
Wat is een drogreden op basis van het bespelen vh publiek?
Je geeft geen rationele argumenten, maar probeert op het gevoel te spelen. bv: Je gaat die vrouw die haar buur niet betaalt, toch niet op straat zetten! Ze heeft al zoveel verdriet om de dood van haar hondje.
48
Wat is een drogreden op basis van het jij-ook-argument?
2 personen of gevallen worden tegenover elkaar gezet en er wordt gedaan alsof ze beide hetzelfde zijn. Wat in de meeste gevallen niet waar is. bv: Als Tessa een contract krijgt bij Man City, dan moet haar onafscheidelijke zus ook een contract krijgen.
49
Wat is een drogreden op basis van de cirkelredenering?
Je argument is inhoudelijk gezien hetzelfde als je standpunt. Het is alleen anders geformuleerd. bv: Dit gedicht is zeer complex, want het is zeer ingewikkeld.
50
Wat is een drogreden op basis van een vals dilemma?
Je suggereert dat er maar uit 2 dingen kan gekozen worden, terwijl er een derde keuze mogelijk is. bv: Als je niet voor de N-VA bent, dan ben je tegen de N-VA.
51
Wat zijn de 3 hoofdregels bij het schrijven van het verkleinwoord van een woord?
- schrijf achtervoegsel aan grondwoord vast: probleempje, webcammetje, jockeytje - laat bij verkleinwoorden met het achtervoegsel -kje de -g vh grondwoord weg: koninkje, kettinkje - schrijf klinkerteken dubbel in verkleinwoorden op -tje als het grondwoord eindigt op een lange klinker die met 1 teken wordt geschreven: radiootje, bikinietje, comiteetje, cafeetje
52
Wat zijn de 2 uitzonderingen voor het schrijven van het verkleinwoord van een woord?
- apostrof als grondwoord eindigt op -y of -u die uitgesproken wordt als /oe/: party'tje, haiku'tje - apostrof in verkleinwoord ve initiaalwoord, een cijfer, een losse letter (of combo), een bijzonder teken of een combinatie ervan: pc'tje, 10'tje, a'tje, &'je
53
Wat is de hoofdregel van de bezitsvorm?
schrijf de bezits-s aan het grondwoord vast: Deprezs, Belgiës, Dubais, Andrés
54
Wat zijn de 2 uitzonderingsregels op de bezitsvorm?
- laat bezits-s weg en schrijf apostrof als grondwoord op een -s of in de uitspraak op een sisklank eindigt: Louis', Felix' - apostrof voor bezits-s als de combo zonder apostrof tot een verkeerde uitspraak zou leiden (wnr woord eindigt op een lange klinker die met 1 teken wordt geschreven (klinkers+y)): Baby's, Romeo's, mama's
55
Wanneer schrijf je 'dan'? (3)
- als je een verschil uitdrukt met een vergrotende trap: Hij is ouder DAN ik. - met anders of met ander(e/en): Hij spreekt nooit met anderen DAN familieleden. - als je na niemand, niet(s), geen, nooit, ... het woordje ander(s) erbij kunt denken: We hebben niets (anders) DAN pech.
56
Wanneer schrijf je 'als'?
In alle andere gevallen dan bij de regels van 'DAN'.
57
Naar wat verwijst het woord 'toen'?
naar een eenmalige gebeurtenis of een bepaalde periode in het verleden. bv: Toen Anne-Laure me opbelde, was ik nog niet thuis.
58
Naar wat verwijst het woord 'als'?
naar een gebeurtenis die zich meermaals voordeed in het verleden. Voor als kunnen we 'telkens' toevoegen bv: (Telkens) als ik dat lied hoorde, kreeg ik kippenvel.
59
Wat is een synoniem van 'als'?
'wanneer' -> het behoort tot de schrijftaal
60
Wanneer gebruik je 'hen'? (2)
- na een voorzetsel: Heb je al met HEN gesproken? - als LV: Kun je HEN goed verstaan?
61
Wanneer gebruik je 'hun'?
als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel: Geef HUN maar de eerste prijd. (=aan hen)
62
Wanneer schrijf je woorden zoals 'vele, andere, sommige, enkele of beide' met een n erachter?
- met n als ze betrekking hebben op personen en zelfstandig gebruikt worden: Slechts enkeleN kwamen te laat. - zonder n als ze betrekking hebben op personen die al eerder in dezelfde zin werden genoemd: VELE meisjes gingen dansen, ANDERE gingen zwemmen.
63
Tot welke groep behoren woorden zoals 'u' en 'jou'?
persoonlijke voornaamwoorden
64
Tot welke groep behoren woorden zoals 'uw' en 'jouw'?
bezittelijke voornaamwoorden
65
Wanneer kan je zowel 'jouw' als 'je' gebruiken?
Als bezittelijk voornaamwoord vd 2e persoon enkelvoud bv: JE fiets is gestolen of JOUW fiets is gestolen
66
betekenis behelzen
inhouden, omvatten
67
betekenis de bombarie
onrust, heisa, drukte, kabaal, lawaai, ...
68
betekenis dystopisch
teksten waarin een negatief beeld vd toekomst wordt geschilderd
69
betekenis flagrant
overduidelijk
70
betekenis fulmineren
heftig uitvaren, tekeergaan
71
betekenis modificatie
aanpassen of verbeteren
72
betekenis provoceren
opzettelijk iets doen of zeggen omdat je een reactie wilt uitlokken
73
betekenis scanderen
collectief, lettergreep voor lettergreep uitroepen (Latijn), iemand aanmoedigen
74
betekenis het symposium
bijeenkomst of conferentie voor de bespreking ve bepaald onderwerp
75
betekenis de tentakel
het verlengde flexibele orgaan dat vele ongewervelde dieren hebben
76
betekenis vilein
snood, slecht, boosaardig, geniepig, gemeen, laag, venijnig, vals, ...
77
betekenis zich verschansen
zich indekken, zich verschuilen
78
taak script supervisor
is verantwoordelijk voor de continuïteit vd acties binnen de film en voor het registreren vd dagelijkse vooruitgang vd filmopnamen in het draaiboek
79
betekenis crew
de hele ploeg medewerkers
80
taak producer
zorgt voor het budget om de film te maken
81
taak editor
bekijkt en beoordeelt alle opgenomen beelden, monteert de beelden en zorgt ervoor dat ze een scène vormen
82
taak regisseur
opnameleider, organiseert alles achter de schermen, geeft aanwijzingen over de manier waarop er gespeeld moet worden, de locaties, ...
83
taak scenarist
schrijft de dialogen, de tekst vd film
84
betekenis cast
alle acteurs
85
betekenis figurant
een acteur die slechts op de achtergrond voorkomt, zonder tekst en anoniem
86
betekenis edelfigurant
krijgt enkele zinnen tekst en is duidelijk in beeld, vaak maar in 1 scène
87
betekenis cameo
een piepkleine rol gespeeld door een bekende acteur om de film te promoten
88
betekenis western
film waarin het landelijke leven tussen 1850 en 1900 in het westelijk deel vd VS verheerlijkt wordt.
89
betekenis animatiefilm
film waarbij de beweging gesuggereerd wordt door de snelle opeenvolging van veranderende beelden, tekenfilm, figurenfilm of computerbeelden
90
betekenis remake
een nieuwe versie ve bestaande film
91
betekenis docudrama
een vorm tussen fictie en non-fictie waarbij feitelijke, documentaire gegevens worden gedramatiseerd
92
betekenis biopic
een film over het leven van een bekende persoon
93
betekenis cultfilm
niet-commerciële film die maar een kleine groep erg betrokken fans aantrekt
94
betekenis tearjerker
een erg triestige film, waarbij de meeste mensen moeten huilen
95
betekenis kaskraker
een erg succesvolle film, met hoge kassaopbrengsten
96
betekenis film noir
een duistere film met cynische, immorele personages in een dreigende omgeving
97
betekenis slapstick
een komedie waarin lichamelijke acties gebruikt worden als visuele humor, zoals valpartijen of grappige gezichten trekken
98
betekenis horrorfilm
een gruwelijke en griezelige film
99
betekenis roadmovie
een film waarvan de plot bestaat uit avonturen van personages die voortdurend onderweg zijn