Chemie - 4 Anorganische stofklassen Flashcards

1
Q

In welke 2 grote groepen kan je stoffen (bij chemie) onderverdelen?

A

de anorganische stoffen en de organische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de anorganische en organische stoffen in 1/2 woorden uitgelegd?

A
  • anorganische = minerale stoffen
  • organische = koolstofverbindingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar vind je anorganische stoffen terug?

A

in de niet-levende natuur: in de bodem, als erts of gesteente, als opgeloste verbindingen in de hydrosfeer (zouten zoals chloriden, bromiden, sulfaten, carbonaten, …) of als gassen in de atmosfeer (O2, N2, CO2, …)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar vind je organische stoffen terug?

A

in de levende natuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de voornaamste elementen bij organische verbindingen?

A

C, H, N, O (met daartussen covalente bindingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het oxidatiegetal van een atoom?

A

is de lading die, soms reëel, meestal denkbeeldig, door het atoom gedragen wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het OG bij een ionverbinding?

A

komt overeen met de reële ionlading

bv. NaCl
-> OG(Na) = +I
-> OG(Cl) = -I
=> natrium heeft 1e afgestaan aan chloor = pos lading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het OG van een element in een enkelvoudige zuivere stof? bv O2

A

altijd gelijk aan 0
-> OG(O2) = 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het OG van een element in een mono-atomisch ion? bv Fe^2+

A

altijd gelijk aan de lading van dat ion
-> OG(Fe) = +II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het OG van een edelgas?

A

altijd gelijk aan 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het OG van waterstof in een verbinding met een andere atoomsoort?

A

altijd +I, buiten bij H2: OG(H) = 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het OG van zuurstof in een verbinding met een andere atoomsoort?

A

altijd -II, buiten bij H2O2: OG(O) = -I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het OG van een element in groep Ia?

A

altijd gelijk aan +I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het OG van een element in groep IIa?

A

altijd gelijk +II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het OG van een element in groep IIIa?

A

+III

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het OG van zilver?

A

OG(Ag) = +I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het OG van zink?

A

OG(Zn) = +II

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Aan wat is de som van alle OG’s van de elementen in een molecule gelijk?

A

aan 0

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Aan wat is de som van alle OG van de elementen in een iongroep gelijk?

A

aan de ionlading

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer gebruik je telwoorden?

A

wanneer het element meer dan 1 OG heeft en verwarring mogelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke stofklasse vormt een uitzondering op de systematische naam?

A

de zuren = geen telwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de Griekse telwoorden van 1 tem 8?

A
  • mono
  • di
  • tri
  • tetra
  • penta
  • hexa
  • hepta
  • octa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe ziet een stocknotatie eruit?

A

bv koper(II)oxide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Voor welke stoffen gebruik je de stocknotatie?

A

bij voorkeur: metalen met meerdere OG’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Voor welke stoffen gebruik je de systematische naam?

A

bij voorkeur: niet-metalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn oxiden?

A

(uitgeschreven in puntjes)

  • binaire verbinding tussen M of nM en O
  • vormen respectievelijk de Moxiden en nMoxiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is het skelet van de algemene formule voor oxiden?

A

M + O2 -> MO
nM + O2 -> nMO

28
Q

Wat is het OG bij een atoombinding?

A

denkbeeldig, bindende elektronen-paar behoren tot het atoom met de grootste ENW

29
Q

Wat zijn peroxiden?

A
  • H2O2
  • OG(H) = +I, OG(O) = -I
  • =waterstofperoxide
  • maakt zuurstofgas
30
Q

Wat is de formule voor waterstofperoxide?

A

H2O2

31
Q

Wat zijn toepassingen van waterstofperoxide?

A
  • bleekmiddel (bv kapper, papier, …)
  • desinfectiemiddel
32
Q

Wat wordt 2 H2O2 wanneer je het splits met ijzerzouten?

A

2 H2O + O2

33
Q

Wat wordt er gebruikt om 2 H2O2 te splitsen tot 2 H2O + O2?

A

ijzerzouten

34
Q

Wat doen ijzerzouten en zuurstof bij de reactie: 2H2O2 —-ijzerzouten—> 2 H2O + O2?

A

ze zorgen voor de reactie, zuurstof zorgt ervoor dat de bacteriën doodgaan

35
Q

Wat wordt MO + H2O?

A

MOH

36
Q

Wat wordt nMO + H2O?

A

HnMO

37
Q

Wat is een ionbinding en wat een atoombinding bij (n)MO? + eigenschappen

A
  • MO = ionbinding => ion-ionkracht + vaste stof: hoge smeltT, dus VS bij kamerT
  • nMO = atoombinding => London en dipoolkracht + oplosbaar in H2O + bij kamer T VS
38
Q

Wat is het skelet van de hydroxiden of de basen?

A

MOH
-> uitzondering: NH4OH (ammoniumhydroxide): ipv 3 elm 4: NH4 gedraagt zich als M maar is er geen

39
Q

Wat was de definitie van basen volgens Arrhenius?

A

Een hydroxide is een stof die bij oplossen in water dissocieert. Hierbij worden hydroxide-ionen gevormd.

bv. NaOH —H2O–> Na+ + OH-

40
Q

Wat was de definitie van basen volgens Brönsted?

A

Basen zijn deeltjes die zich als protonacceptor kunnen gedragen. De basedeeltjes bezitten minstens 1 vrij elektronenpaar in hun structuur.

bv. OH - + H+ —-> H2O

41
Q

Wat is het OG van de hydroxidegroep?

A

-I

42
Q

Naar wat verwijst de waardigheid?

A

naar het aantal hhydroxide-ionen per molecule base.

zo is NaOH een 1-waardige base, maar Mg(OH)2 een 2-waardige

43
Q

Wat zijn de fysische eigenschappen van basen? (6)

A
  • kunnen bepaalde kleurstoffen verkleuren
  • zijn ionverbindingen, dus vaste stoffen
  • hydroxiden vd metalen uit:
    … groep Ia zijn goed oplosbaar in H2O
    … groep IIa zijn minder goed oplosbaar in H2O
    … andere groepen zijn nagenoeg onoplosbaar in water. (maar het opgeloste deel dissocieert volledig)
44
Q

Vb van hydroxiden rondom ons

A
  • gebluste kalk
  • bijtende soda
  • ammoniak
45
Q

Vb van oxiden rondom ons

A
  • koolstofdioxide of koolzuurgas
  • distikstofoxide
  • ijzer(III)oxide
  • aluminiumoxide
  • zuurstofwater
    -ongebluste kalk
46
Q

Wat is het skelet van de algemene formule van een zuur?

A

HZ

47
Q

Welke zuren onderscheidt men naar samenstelling?

A
  • binaire zuren (HnM)
  • ternaire zuren (HnMO)
48
Q

Wat is een zuur volgens Arrhenius?

A

Zuren zijn stoffen die bij oplossen in water ioniseren. Hierbij worden oxonium-ionen gevormd en een zuurrest.

vb HCl + H2O -> Cl- + H3O+

49
Q

Wat is een zuur volgens Brönsted?

A

Zuren zijn stoffen die zich als protondonor kunnen gedragen.

vb. HCl -> Cl- + H+

50
Q

Wat is de naamgeving van een binair zuur?

A

uitgang -ide

51
Q

Wat is de naamgeving van een ternair zuur?

A

uitgang -aat = stamzuur of -iet

52
Q

Hoe waar zijn de definities van zuren volgens Arrhenius en Brönsted-Lowrij?

A

A, gedeeltelijk waar
B-L, altijd waar

53
Q

Wat is het OG van H in zuren?

A

steeds +I

54
Q

Wat is het oxidatiegetal van halogenen bij zuren?

A

+V

55
Q

Wat zijn de fysische eigenschappen van zuren? (3)

A
  • kunnen bepaalde kleurstoffen verkleuren
  • atoombindingen: dipool + Hbrug (ternair en HF) -> goed oplosbaar in water
    nMO + H2O
56
Q

Wat is het skelet van de algemene formule voor zouten?

A

MZ

57
Q

Wat is een zout?

A

ionverbindingen tussen een metaalion en een zuurrestion.

58
Q

Welke soorten zouten heb je allemaal? (6)

A
  • binaire
  • ternaire
  • waterstofzouten
  • dubbelzout
  • dubbelwaterstofzouten
  • hydraten
59
Q

formule binaire zouten

A

MZ = MnM

60
Q

formule ternaire zouten

A

MZ = MnMO

61
Q

formule waterstofzouten

A

MHnMO / MHnM

vb NaHS: natriumwaterstofsulfide
NaHSO4: natriumwaterstofsulfaat

62
Q

formule dubbelzout

A

M1M2Z

vb KNaSO4: kaliumnatriumsulfaat

63
Q

formule dubbelwaterstofzouten

A

M1M2HZ

vb. K2NaHPO4: kaliumnatriumwaterstoffosfaat

64
Q

formule hydraten

A

MZ . xH2O

vb CaSO4 . 2H2O: calciumsulfaatdihydraat (altijd telwoorden voor aantal H)

65
Q

Wat zijn de fysische eigenschappen voor zouten? (4)

A
  • ionverbindingen dus vaste stoffen met hoog smeltpunt
  • in vloeibare toestand geleiden ze elektrische stroom
  • ontstaan door reactie van een zuur met een base: MOH + HZ -> MZ + H2O
  • bij oplossen in water dissocieert het zout in vrije ionen waardoor de oplossing geleidend wordt
66
Q

Vb zouten rondom ons

A
  • soda
  • bleekwater
  • kalksteen
  • bakpoeder
  • keukenzout
  • krijt