Bio - 4 Fotosynthese (via HB) Flashcards

1
Q

Zijn dieren, schimmels en de meeste bacteriën autotroof of heterotroof? Leg uit.

A

heterotroof
-> maken gebruik van organische verbindingen of koolstofverbindingen die ze opnemen via voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zijn planten, algen en sommige bacteriën autotroof of heterotroof? Leg uit.

A

autotroof
-> gebruiken koolstofdioxide als koolstofbron vo de opbouw v energierijke organische verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke 2 groepen kan je autotrofe organismen ook indelen?

A
  • fotoautotrofen
  • chemoautotrofen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen fotoautotrofen en chemoautotrofen?

A

de energiebron die ze gebruiken om koolstofdiocide als koolstofbron vo de opbouw van energierijke organische verbinden te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn fotoautotrofen?

A

autotrofen die zonlicht gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn chemoautotrofen?

A

autotrofen die energie vrijmaken uit de oxidatie van (an)organische verbindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke groep is fotoautotroof?

A

de grootste groep bovengrondse en mariene organismen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Van wat is de energie-inhoud v licht afhankelijk?

A

vd golflengte
-> lange = lagere E-inhoud
-> korte = grotere E-inhoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt de lichtintensiteit uitgedrukt?

A

in verlichtingssterkte met als eenheid lux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welk zonlicht kan meer lux opleveren?

A

rechtstreeks zonlicht > indirect zonlicht > kunstlicht > volle maan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de ideale golflengte en lichtintensiteit voor de productie v chemische energie?

A

afhankelijk vh organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tot welk domein behoren de chemoautotrofen?

A

bacteriën of de archaea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar komen chemoautotrofen vooral voor?

A
  • id aarkorst
  • in warmwaterbronnen
  • op plaatsen met vulkanische activiteit vd zeebodem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit wat maken chemoautotrofen energie vrij?

A

anorganische verbindingen zoals ammonium, nitraten, sulfaten, waterstof en sulfiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doen chemoautotrofen met de geproduceerde energie?

A

gebruiken die om uit koolstofdioxide de nodige energierijke organische verbindingen aan te maken, zoals sachariden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Naar wat geeft de naam van chemoautotrofe bacteriën meestal een indicatie?

A

indicatie vd anorganische stof die ze bij hun metabolisme omzetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer starten fotoautotrofen met de fotosynthese?

A

bij voldoende zonlicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat voor reactie is fotosynthese?

A

een reductiereactie/endo-energetische

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

def fotosynthese volgens boek?

A

reductiereactie waarbij stralings-E omgezet wordt in chemische E do vorming v glucose uit water en koolstofdioxide en waarbij er zuurstofgas als restproduct ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurd er met een deel van de gevormde glucose bij de fotosynthese?

A

opgeslagen onder vorm v zetmeel
-> kunne zowel overdag als ‘s nachts verbrand worden om er de opgeslagen E weer uit vrij te zetten via oxidatiezeactie waarvoor O2 nodig is: de celademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat gebeurt er bij de lichtreacties?

A

stralingsenergie opgevangen en omgezet in chemische energie id vorm v ATP en NADPH, de energiedragers vd cel
+ H2O omgezet in O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe leg je de doorlopende link van lichtreactie naar donkerreactie?

A

de energiedragers (NADPH en ATP) geven de chemische E door aan de calvincyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat gebeurt er bij de calvincyclus/donkerreacties?

A

vanuit CO2 wordt glucose gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom noemen we de calvincyclus of koolstofficatiereacties ook de donkerreacties?

A

omdat ze onafhankelijk van licht kunnen plaatsvinden

25
Q

Welke organismen komen enkel aan bod voor de lichtreacties en de calvincyclus?

A

enkel de eukaryote en fotoautotrofe organismen

26
Q

Waar gebeurt de fotosynthese bij de eukaryote en fotoautotrofe organismen?

A

in cellen met chloroplasten

27
Q

Welke 3 belangrijke plaatsen van de chloroplasten zijn betrokken bij de fotosythese? (afhankelijk vd fase vh fotosynhteseproces)

A
  • thylakoïden (membranaire zakjes die in stapels of grana op elkaar liggen)
  • stroma chloroplast (lichtonafhankelijke processen vd calvincyclus)
  • ih cytosol vd cel (enkel laatste stap vd calvincyclus: opbouw glucose)
28
Q

Wat zijn fotosystemen?

A

gespecialiseerde pigmentstructuren in het thylakoïdemembraan die het opvangen van energie uit licht mogelijk maken

29
Q

Wat doen de fotosystemen?

A

opgevangen energie kan door middel van een elektronentransportketen overgedragen worden naar de calvincyclus via ATP en NADP+

30
Q

Wat is ATP? (3)

A
  • adenosinetrifosfaat
  • belangrijkste energiedragende molecule
  • via hydrolysereactie van ATP tot ADP komt E weer vrij na opslagen
31
Q

volledige naam ADP

A

adenosinedifosfaat

32
Q

volledige naam NADPH

A

nicotinamide-adenine-dinucleotidefosfaat

33
Q

Wat is NADPH? (3)

A
  • nicotinamide-adenine-dinucleotidefosfaat
  • 2e energiedragende molecule
  • zowel e- als p+ drager
34
Q

Hoe kan het gevormde NADPH de elektronen en proton opgenomen door NADP+ weer vrijgeven?

A

door middel ve oxidatiereactie op de plaats id cel waar de energie nodig is

35
Q

Wat is NADP+?

A

waterstof(protonen)drager/elektronenacceptor

36
Q

Wat is de belangrijkste functie vd lichtreacties?

A

het omvormen van stralingsE tot chemishce E die tijdelijk wordt opgeslagen onder de vorm van ATP en NADPH

37
Q

Waar vinden lichtreacties plaats?

A

in en rond de thylakoïdemembranen vd chloroplast

38
Q

Wat zit er in de thylakoïdemembranen dat een belangrijke rol spelen?

A

de verschillende membraanstructuren

39
Q

Wat gebeurt er tijdens de fotolyse van water?

A

dan ioniseert de polaire watermolecule in 1 onstabiel zuurstofatoom, 2 waterstofionen of protonen en 2 virje elektronen

40
Q

reactievgl fotolyse van water

A

2 H2O -> O2 + 4H^+ + 4e^-

41
Q

Wat is de fotofosforylatie?

A

het proces waarbij de protonengradiënt gebruikt wordt om chemische E in de vorm van ATP aan te maken

42
Q

Van welk enzym maakt de chloroplast gebruik voor de fotofosorylatie?

A

enzym dat ingebed is ih thylakoïdemembraan: het ATP-synthase

43
Q

Wat gebeurt er in de calvincyclus?

A

koolstofdioxide ogmgezet in glucose mbv chemische E die geproduceerd werd id lichtreacties

44
Q

Waar vindt de calvincyclus plaats?

A

in stroma vd chloroplast = meeste
enkel uiteindelijke vorming glucose = cytosol vd cel

45
Q

Waarom wordt de calvincyslus ook wel de donkerreacties genoemd?

A

omdat deze reacties lihctonafhankelijk zijn
-> maar trede zowel overdag als ‘s nachts op

46
Q

Van wat is de calvincyclus wel afhankelijk?

A

de lichtreacties:
bij tekort aan licht zal de cyclus uiteindelijk stilvallen

47
Q

Wat is de oplossing voor dit probleem?

“Als we de totaalreacties vergelijken, merken we dat de geproduceerde E id vorm van ATP en NADPH bij de lichtreacties niet overeenkomt met de verbruikte E id calvincyclus.”

A

de energieproductie moet gelijkgesteld worden aan de energieconsumptie:
lichtreactie 6 keer laten doorgaan

48
Q

hoe is de samenstelling van de fotosynhtetische pigmenten?

A

samenstelling variabel naargelang de plantensoort

49
Q

Wat is de invloed van licht op de fotosynhtese?

A

meer absorptie van violetblauw en rood licht, reflectie geel en groen (daarom zijn de balderen dus ook groen)

50
Q

Wat is de invloed van CO2 op de fotosynthese?

A

Meer CO2 -> meer glucoseproductie tot max (enzymen verzadigd)

51
Q

Wat is de invloed van de temp op de fotosynthese?

A

optimale werking v enzymen bij fotosynhtese tussen 25°C en 30°C

-> lagere: minder tot niet werkzaam
-> hogere: denaturatie

52
Q

Waarom heeft de invloed van CO2 een maximum?

A

omdat het enzym verzadigd

53
Q

Wat gebeurt er met de glucose wanneer de plant de glucosemoleculen onmiddellijk gebruikt bij de celademhaling?

A

dan zal glucose via een oxidatiereactie weer omgezet worden in CO2 en H2O (gebruikt vo oa anabole processen)

54
Q

In wat kan glucose buiten CO2 en H2O ook omgezet worden?

A

in andere organische verbindingen die op hun beurt dienen als bouwstof, of opgeslagen als brandstof

55
Q

Waarom is de omzetting v glucose belangrijk?

A

omdat de opslag v glucose id cel ervoor zorgt dat de cel osmatisch water aanzuigt, wat de normale balans vd cel verstoort

56
Q

Wat kan er met de glucose gebeuren wanneer er meer productie is dan nodig?

A

gestockeerd worden onder de vorm van zetmeel in de granules vd chloroplasten

57
Q

Waar zit zetmeel in opgeslagen?

A

knollen en zaden

58
Q

tabel puntje 4?