Medische microbiologie Flashcards

1
Q

Vragen die arts-microbioloog kan stellen

A
  • Hoogte en verloop van koorts, reactie op antibiotica
  • Mogelijke verwekkers infectie bij patiënt
  • Wat is mogelijke bron voor infectie
  • Infectieparameters (CRP, leukocyten)
  • Welke diagnostiek is verricht (lab, materiaal voor kweek, operatie, beeldvorming)
  • Is het infectie? Wat is werkdiagnose?
  • Welke verwekker gevonden? Wat is de gevoeligheid?
  • Allergie? Interacties met andere medicaties, lever of nierfunctiestoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eigenschappen bacterie

A

500-80nm, eencellig, eigen stofwisseling, zelfstandig replicerend op voedingsbodem (celdeling), meeste bacteriën zijn nuttig en behandeling met antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Eigenschappen virus

A

50-300nm, bevatten DNA of RNA omgeven door eiwitmantel (kapsel), geen stofwisseling, gastheer nodig bij replicatie en behandelingen beperkt met enkele anti-virale middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bacteriologie

A
  • Kweek: microscopie (gram)kleuring, kweek (morfologie), determinantie/identificatie/naamgeving en
  • Moleculair: DNA-replicatie met PCR, MRSA sneltest
  • Serologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Virologie en infectieserologie

A
  • Serologie: antistof en/of antigeenbepalingen (serum), IgM, IgG, IgA. Titerstijging, tewwpuntsbepaling in tijd.
  • Moleculair: PCR en aantonen DNA/RNA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Commensale flora

A

Bacteriën die al op/in het lichaam zitten en essentieel zijn voor het in stand houden van evenwicht (homeostase). Wordt beïnvloed door antibiotica, omdat dat ook de goede bacteriën doodt. Clostridium difficile is bacterie die na antibiotica snel overhand kan nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kolonisatie

A

Proces waarbij kolonisanten in lichaam zijn zonder dat gastheer daar ziek van wordt. kan wel volgen in infectie maar hoeft niet altijd. Als bacteriën in de darmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Empirische therapie

A

Gegeven voordat bekend is wat verwekker is. rekening houden met orgaan(systeem) waar probleem zit, want bepaalde lokalisatie verwekkers waarschijnlijk of onwaarschijnlijk kunnen maken. Ook letten op gevoeligheid mogelijke verwekkers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

PCR

A

DNA en RNA wordt gekopieerd om vervolgens in detail te kunnen bekijken. Voordeel: snelle test en kwantiteit van verwekker te bepalen is.
Nadelig: lastigere resistentiebepaling. En beoordelen levend en dood materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kweek

A

Bacteriën in schaaltje beoordelen. Voordeel: resistentie bepalen. Nadeel: kweek minstens 2dg staan voor beoordeling geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Meest voorkomende ziekenhuisinfecties

A

Hospital-acquired pneumonie (HAP), katheter-gerelateerde UWI, lijninfecties (flebitis) en postoperatieve wondinfecties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Infecties waar S. Aureus bacteriëmie kan optreden

A

Endocarditis, spondylodiscitis, lijinfectie/flebitis, huidinfectie (o.a. cellulitis) en mediastinitis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly