HC klinische chemie Flashcards
Gemeten parameters in het bloed
pH, pO2, pCO2. Daarnaast kunnen elektrolyten (K, Na, Cl…), metabolieten (glucose, lactaat) en co-oxidemeters (Hb, HHb…) worden bepaald.
Hieruit kan worden bepaald: saturatie, HCO3, BE (base exces) en zuurstofgehalte.
Zuurbasestatus
Wordt gereguleerd middels CO2. Kent respiratoire component (longen) en metabole (nieren). Die werken samen om pH op peil te houden
Gasuitwisseling in de longen
Via de alveoli, bij COPD smelten de blaasjes samen en is er minder oppervlak.
Zuurstoftransport
In de longen is pO2 110mmHg. Dan passieve diffusie (dus van hoge naar lage druk) van buitenlucht naar plasma. Dan passief vanuit plasma naar erytrocyt. In erytrocyt bindt O2 aan Hb-> HbO2. Dat splitst dan uiteindelijk weer los in O2 en Hb. O2 gaat naar de weefsels (in weefsels is pO2 40mmHg).
De pO2 zegt iets over hoeveelheid O2 in het plasma. In bloed zit grootste deel gebonden aan Hb. Als Hb sterk verlaagd is kan je ondanks normale pO2 alsnog tekort hebben aan zuurstof.
Koolstofdioxidetransport
CO2 is voor 5% in plasma als opgelost CO2 (pCO2). 10% in erytrocyten gebonden aan Hb (HbCO2) en 85% als geconjugeerd HCO3-.
In weefsels is pCO2 55mmHg. In plasma zit CO2 + H2O<->H2CO3<->HCO3- + H+. daar dus HCO3-. En in erytrocyt: CO2 en Hb binden en vormen HbCO2. Uiteindelijk komt ook los CO2 in de longen terecht en daar is pCO2 35mmHg
Hemoglobine
Bevat 4 hemoglobineketens; 2 alfa en 2 beta. In elke eiwitketen zit een haemgroep en daarin centraal zit ijzer molecuul die essentieel is. Als ijzertekortijzergebreksanemie. Eerste O2 molecuul bindt moeilijk, 2e en 3e beter en laatste ook weer moeilijk. Hoe meer O2 aan hemoglobine bindt hoe sterker de affiniteit wordt.
Zuurstofdissociatiecurve
Geeft aan welk percentage bindingsplekken op Hb bezet is door zuurstof bij bepaalde pO2 in bloed. Aan begin curve is pO2 laag en sO2 ook. Hoe hoger de pO2, stijgt binding O2 aan Hb snel tot het bijna verzadigd is, curve zwakt dan af.
Bohr-effect
Curve verschuift naar rechts. Gebeurt bij: verhoogde pCO2, verhoogde temperatuur, verhoogd 2,3-DPG en stijging [H+]. Bij eenzelfde pO2 wordt dan meer zuurstof vrijgegeven. Verhoogt zuurstof aanbod in situaties van oxidatieve stress.
Andersom: verlaagde temperatuur zorgt voor hogere affiniteit.
Waar is zuurstofgehalte in het bloed van afhankelijk
pO2 van bloed, hoeveelheid Hb in erytrocyten en functionaliteit Hb. Als opname en afgifte van O2 niet goed gaat leidt dat tot hypoxie (zuurstoftekort aan cellen en weefsels).
Wat is een normale pH en wat is te hoog en te laag
Normaal tussen 7,35-7,45. Lager dan 7,1 en hoger dan 7,6 is levensbedreigend.
Buffers in het bloed
Albumine, bicarbonaat in plasma en erytrocyten, Hb en fosfaatgroepen (vooral in ery’s). totale buffercapaciteit is 55mmol/L
pH-stoornissen
- Acidose: pH is verlaag.
Als pCO2 verhoogd-> respiratoire acidose. Als HCO3 verlaagd-> metabole acidose - Alkalose: pH verhoogd.
Als pCO2 verlaagd->respiratoire alkalose. Als HCO3 verhoogd: metabole alkalose
Mengvormen kan ook
Metabole en respiratoire problemen oplossen
Metabool kan binnen 12h respiratoir worden gecompenseerd door ademhalingsfrequentie aan passen. Door meer of minder CO2 uitblazen.
Respiratoir probleem kan pas na ong. 2dg door nieren worden gecompenseerd en na 6dg is effect maximaal. Door aanpassing resorptie HCO3 en H+
Veel voorkomende zuurbasestoornissen
- Respiratoire acidose: COPD
- Metabole acidose: hypoxie/lactaatacidose, intoxicaties, ketoacidose (DM, vasten), diarree, nierinsufficiënties, rhabdomyolyse (lactaatvorming)
- Respiratoire alkalose: hyperventilatie
- Metabole alkalose: braken (maagzuurverlies)
Anion gap
Bij tekort aan HCO3 wordt ruimte niet gevuld door chloride maar andere anionen als lactaat (groot deel in normaal plasma door anionen wordt gevormd door chloride, ander deel door HCO3 en klein deel door andere ionen). Kan leiden tot lactaat of ketoacidose. Bij anion gap is lage HCO3 het gevolg van productie van andere anionen. Want zuren reageren met bicarbonaat en wordt dus verbruikt.