HC klinische chemie Flashcards

1
Q

Gemeten parameters in het bloed

A

pH, pO2, pCO2. Daarnaast kunnen elektrolyten (K, Na, Cl…), metabolieten (glucose, lactaat) en co-oxidemeters (Hb, HHb…) worden bepaald.
Hieruit kan worden bepaald: saturatie, HCO3, BE (base exces) en zuurstofgehalte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zuurbasestatus

A

Wordt gereguleerd middels CO2. Kent respiratoire component (longen) en metabole (nieren). Die werken samen om pH op peil te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Gasuitwisseling in de longen

A

Via de alveoli, bij COPD smelten de blaasjes samen en is er minder oppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zuurstoftransport

A

In de longen is pO2 110mmHg. Dan passieve diffusie (dus van hoge naar lage druk) van buitenlucht naar plasma. Dan passief vanuit plasma naar erytrocyt. In erytrocyt bindt O2 aan Hb-> HbO2. Dat splitst dan uiteindelijk weer los in O2 en Hb. O2 gaat naar de weefsels (in weefsels is pO2 40mmHg).
De pO2 zegt iets over hoeveelheid O2 in het plasma. In bloed zit grootste deel gebonden aan Hb. Als Hb sterk verlaagd is kan je ondanks normale pO2 alsnog tekort hebben aan zuurstof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Koolstofdioxidetransport

A

CO2 is voor 5% in plasma als opgelost CO2 (pCO2). 10% in erytrocyten gebonden aan Hb (HbCO2) en 85% als geconjugeerd HCO3-.
In weefsels is pCO2 55mmHg. In plasma zit CO2 + H2O<->H2CO3<->HCO3- + H+. daar dus HCO3-. En in erytrocyt: CO2 en Hb binden en vormen HbCO2. Uiteindelijk komt ook los CO2 in de longen terecht en daar is pCO2 35mmHg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hemoglobine

A

Bevat 4 hemoglobineketens; 2 alfa en 2 beta. In elke eiwitketen zit een haemgroep en daarin centraal zit ijzer molecuul die essentieel is. Als ijzertekortijzergebreksanemie. Eerste O2 molecuul bindt moeilijk, 2e en 3e beter en laatste ook weer moeilijk. Hoe meer O2 aan hemoglobine bindt hoe sterker de affiniteit wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zuurstofdissociatiecurve

A

Geeft aan welk percentage bindingsplekken op Hb bezet is door zuurstof bij bepaalde pO2 in bloed. Aan begin curve is pO2 laag en sO2 ook. Hoe hoger de pO2, stijgt binding O2 aan Hb snel tot het bijna verzadigd is, curve zwakt dan af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bohr-effect

A

Curve verschuift naar rechts. Gebeurt bij: verhoogde pCO2, verhoogde temperatuur, verhoogd 2,3-DPG en stijging [H+]. Bij eenzelfde pO2 wordt dan meer zuurstof vrijgegeven. Verhoogt zuurstof aanbod in situaties van oxidatieve stress.
Andersom: verlaagde temperatuur zorgt voor hogere affiniteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar is zuurstofgehalte in het bloed van afhankelijk

A

pO2 van bloed, hoeveelheid Hb in erytrocyten en functionaliteit Hb. Als opname en afgifte van O2 niet goed gaat leidt dat tot hypoxie (zuurstoftekort aan cellen en weefsels).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een normale pH en wat is te hoog en te laag

A

Normaal tussen 7,35-7,45. Lager dan 7,1 en hoger dan 7,6 is levensbedreigend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Buffers in het bloed

A

Albumine, bicarbonaat in plasma en erytrocyten, Hb en fosfaatgroepen (vooral in ery’s). totale buffercapaciteit is 55mmol/L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

pH-stoornissen

A
  • Acidose: pH is verlaag.
    Als pCO2 verhoogd-> respiratoire acidose. Als HCO3 verlaagd-> metabole acidose
  • Alkalose: pH verhoogd.
    Als pCO2 verlaagd->respiratoire alkalose. Als HCO3 verhoogd: metabole alkalose
    Mengvormen kan ook
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metabole en respiratoire problemen oplossen

A

Metabool kan binnen 12h respiratoir worden gecompenseerd door ademhalingsfrequentie aan passen. Door meer of minder CO2 uitblazen.
Respiratoir probleem kan pas na ong. 2dg door nieren worden gecompenseerd en na 6dg is effect maximaal. Door aanpassing resorptie HCO3 en H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Veel voorkomende zuurbasestoornissen

A
  • Respiratoire acidose: COPD
  • Metabole acidose: hypoxie/lactaatacidose, intoxicaties, ketoacidose (DM, vasten), diarree, nierinsufficiënties, rhabdomyolyse (lactaatvorming)
  • Respiratoire alkalose: hyperventilatie
  • Metabole alkalose: braken (maagzuurverlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Anion gap

A

Bij tekort aan HCO3 wordt ruimte niet gevuld door chloride maar andere anionen als lactaat (groot deel in normaal plasma door anionen wordt gevormd door chloride, ander deel door HCO3 en klein deel door andere ionen). Kan leiden tot lactaat of ketoacidose. Bij anion gap is lage HCO3 het gevolg van productie van andere anionen. Want zuren reageren met bicarbonaat en wordt dus verbruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Normale anion gap

A

Verlies bicarbonaat (gastro-intestinaal of renaal) en afname H+-excretie (renaal)

17
Q

Verhoogde anion gap

A

Overproductie zuren (lactaatacidose, ketoacidose en nierfalen) en intoxicatie

18
Q

Ezelsbruggetje oorzaken verhoogde anion gap bij metabole acidose

A

GOLD MARRK
Gycols: ethylene en propylene
5-oxoproline
L-lactaat, D-lactaat
Methanol
Aspirine
Renaal falen
Rhabdomyolyse
Ketoacidose

19
Q

Wat kan geval zijn bij een ketoacidose

A

K kan sterk verhoogd zijn en Na verlaagd. Osmolariteit moet strak worden gereguleerd. Verder ruik je bij ketoacidose naar aceton (adem).

20
Q

Wat gebeurt er met K bij acidose en alkalose

A

Bij acidose is K verhoogd. Hoog K kan hartstilstand veroorzaken. Bij alkalose verlaagd (dus bedacht zijn op hypokaliëmie). Door insuline gaat glucose cel in en dan gaat K mee. Dan insuline bolus geven (maar bedacht zijn op hypokaliëmie).