Lekce 8 odlucitelne predpony Flashcards
Helemaal
vůbec/ úplně
helemaal niet
vůbec ne
niet helemaal
ne úplně
Ik begrijp het helemaal niet.
Vůbec to nechápu.
Ik begrijp het niet helemaal.
Chápu to celkem, ale ne úplně.
Al
už
nog niet
ještě ne
Nog
ještě
niet meer
už ne
Eva is hier nog maar Dana niet meer.
Eva tu ještě je, ale Dana už ne.
afmaken af/maken ik maak af wij maken af Ik maak vandaag mijn werk niet af.
dodělat
Instappen in/stappen ik stap in wij stappen in Ik stap op het station in.
nastoupit
Afspreken af/spreken ik spreek af wij spreken af Ik spreek met hem iets af.
domluvit
doorwerken
Ik werk vandaag tot laat door.
X
Ik moet vandaag tot laat doorwerken.
pokračovat v práci
klaar zijn
být hotový
Ik heb veel geld nodig.
Potřebuju hodně peněz.
Vandaag maak ik in Wassenaar schoon.
Dnes uklízím ve Wassenaaru.
Aflopen
skončit
Afspreken
domluvit
Doorgeven
vyřídit
Uitkiezen
vybrat si
Schoonmaken
uklízet
Nodig hebben
potřebovat
Afzeggen
odříct, zrušit
Doorlopen
jít dál, projít
Doorrijden
projet
Afrekenen
vyrovnat se
Ophalen
vyzvednout
Aankomen
dojet
Uitleggen
vysvětlit
Aanbellen
zazvonit
Afslaan
zahnout, odbočit
Doorlopen
pokračovat, jít dál
Oversteken
přejít
Ingaan
vejít
Instappen
nastoupit
Uitstappen
vystoupit
Overstappen
přestoupit
Aanbellen
zazvonit
Ophalen
vyzvednout