Lekce 8 odlucitelne predpony Flashcards
1
Q
Helemaal
A
vůbec/ úplně
2
Q
helemaal niet
A
vůbec ne
3
Q
niet helemaal
A
ne úplně
4
Q
Ik begrijp het helemaal niet.
A
Vůbec to nechápu.
5
Q
Ik begrijp het niet helemaal.
A
Chápu to celkem, ale ne úplně.
6
Q
Al
A
už
7
Q
nog niet
A
ještě ne
8
Q
Nog
A
ještě
9
Q
niet meer
A
už ne
10
Q
Eva is hier nog maar Dana niet meer.
A
Eva tu ještě je, ale Dana už ne.
11
Q
afmaken af/maken ik maak af wij maken af Ik maak vandaag mijn werk niet af.
A
dodělat
12
Q
Instappen in/stappen ik stap in wij stappen in Ik stap op het station in.
A
nastoupit
13
Q
Afspreken af/spreken ik spreek af wij spreken af Ik spreek met hem iets af.
A
domluvit
14
Q
doorwerken
Ik werk vandaag tot laat door.
X
Ik moet vandaag tot laat doorwerken.
A
pokračovat v práci
15
Q
klaar zijn
A
být hotový
16
Q
Ik heb veel geld nodig.
A
Potřebuju hodně peněz.