De Sprong Thema 1

Question 1

aanmelding (de)

Answer 1

de inschrijving

Question 2

afzeggen (zei/zegde af, h. afgezegd)

Answer 2

odříct (odvolat ap.), odvolat (domluvené ap.)

zeggen dat iets niet doorgaat

Question 3

arbeidsmarkt (de)

Answer 3

de banenmarkt

Question 4

bang zijn voor

Answer 4

vystrašený

het gevoel hebben dat er iets akeligs kan gebeuren, angstig zijn

Question 5

begeleiding (de)

(vakkundige) begeleiding

Answer 5

(hudební) doprovod (klavírní ap.)

• vedení (odborné usměrňování ap.)
  de hulp, de steun

Question 6

behoren tot

behoorde, h. behoord
phr
Hij behoort tot de besten…

Answer 6

1. náležet komu, patřit komu, být čí (majetek ap.)
2. příslušet kam, k čemu, řadit se (do jisté skupiny ap.)

Patří k nejlepším…

horen bij, een onderdeel zijn van iets

Question 7

belasten (belastte, h. belast)

Answer 7

1. zatížit co (zatěžkat)
2. (ekon.) zdanit co
3. zatížit koho čím (daněmi, nároky ap.)

een moeilijke taak geven

Question 8

betrouwbaar

Answer 8

důvěryhodný, spolehlivý

iemand die betrouwbaar is, is eerlijk en doet wat hij of zij belooft

Question 9

bijzonder

Answer 9

adj
1.	mimořádný
2.	zvláštní (specifický, osobitý), speciální
adv
zvlášť (mimořádně ap.), obzvlášť

speciaal, apart, niet gewoon

Question 10

circus (het)

Answer 10

een groep artiesten en dieren die in een tent optreden

Question 11

dit komt omdat…

Answer 11

de oorzaak is dat…

Question 12

een kleine drie uur

Answer 12

een beetje minder dan drie uur

Question 13

eigenlijk

Answer 13

adv
v podstatě (téměř naprosto ap.)
part
vlastně, vůbec

in werkelijkheid (realita, skutečnost0, zoals het werkelijk is

Question 14

emigreren

Answer 14

naar een ander land verhuizen

Question 15

eng

Answer 15

1. stísněný (prostor ap.)
2. strašidelný (atmosféra ap.)

van iets wat eng is, word je bang

Question 16

erachter komen

Answer 16

to espy (spatřit koho co)
ontdekken (objevit co) (ontdekte, h. ontdekt)

Question 17

flierefluiten

Answer 17

to slack (nedbalý, flákat, laxní)

geen serieuze activiteiten doen, luieren (zahálet, lenošit)

Question 18

forse stijging (de)

Answer 18

pořádný vzestup, nárůst, vzrůst

de grote toename (nárůst)

Question 19

geschikt

Answer 19

1. příhodný (chvíle ap.)
2. vhodný k čemu, způsobilý k čemu, pro co

goed, juist

Question 20

gezamenlijk

Answer 20

adj
1.společný (úsilí ap.)
2. celkový (v součtu, úhrnu)
adv
1. celkem, celkově (jako celek)
2. jednotně, společně (jednat ap.)

samen

Question 21

indruk maken op

Answer 21

zapůsobit na koho (ohromit ap.), udělat dojem na koho

bijzonder gevonden worden door iemand

Question 22

indrukwekkend

Answer 22

1. efektní (silně působící ap.), působivý
2. majestátní, impozantní (ohromný)
3. úctyhodný (výsledek ap.)

iets wat indrukwekkend is, maakt veel indruk

Question 23

jeugd (de)

Answer 23

1. dorost (mládež ap.), mládež
2. mládí

de tijd waarin je jong bent

Question 24

jongere (de)

Answer 24

mladiství

een jong persoon

Question 25

met een gerust hart

Answer 25

zonder zorgen (starosti, obavy, trápení)

Question 26

nieuwsgierig

Answer 26

zvědavý

een nieuwsgierig wil graag dingen weten die niet voor hem of haar bedoeld zijn

Question 27

nuttig

Answer 27

prospěšný pro koho/co, přínosný, užitečný

zinnig (rozumný), iets wat nuttig is, is goed om te gebruiken of te doen

Question 28

ondersteunen (ondersteunde, h. ondersteund)

Answer 28

1. podepřít co čím
2. podpořit koho, podporovat koho
3. podporovat (návrh ap.), schvalovat (plán ap.)

iemand helpen omdat hij problemen heeft

Question 29

ontspanne

ontspande, h. ontspannen

Answer 29

1. uvolněný (chování ap.)
2. pohodový (atmosféra ap.)

v uvolnit (napětí ap.)

je lichaam en geest rustig maken door iets wat prettig is

Question 30

onwaarschijnlijk

Answer 30

nepravděpodobný

iets wat onwaarschijnlijk is, gebeurt waarschijnlijk niet

Question 31

oorzaak (de)

Answer 31

říčina čeho

de reden (důvod pro co)

Question 32

opvoeding (de)

Answer 32

výchova

de zorg dat iemand goed gedrag ( chování, jednání (počínání si)) ontwikkeld (rozvinout, vyvinout)

Question 33

pas

Answer 33

adv
teprve
part
1. až (nedávno ap.)
2. až (relativně pozdě)

niet eerder dan

Question 34

realiseren (zich)

Answer 34

provést co (udělat ap.), provádět (činnost ap.), realizovat co (plán ap.)

beseffen (uvědomit si co), beginnen te weten, zich bewust (uvědomělý, vědomý) worden van

Question 35

recent

Answer 35

nedávný, poslední

kort geleden

Question 36

schuin

Answer 36

adj kosý, šikmý
adv šikmo

niet recht (rovný, přímý)

Question 37

spannend

Answer 37

napínavý (film ap.)

spannende dingen zijn dingen waarvan je zenuwachtig wordt of die je volledige (úplný) aandacht (pozornost, ohled) vragen

Question 38

stijgen

Answer 38

omhoog gaan

Question 39

ten opzichte van

Answer 39

iem./iets proti čemu (ve srovnání s), oproti čemu (porovnání)

in vergelijking met iets proti čemu (ve srovnání s), oproti čemu (porovnání)

Question 40

trainen

Answer 40

trénovat, cvičit, vyškolit

iets oefenen zodat je er steeds beter in wordt

Question 41

uitdaging (de)

Answer 41

výzva pro koho (těžký úkol ap.)

een taak waarvan je weet dat hij moeilijk zal zijn, maar waarvan je verwacht dat het je zal lukken

Question 42

uitgebreid

Answer 42

1. obšírný (popis ap.)
2. rozšířený (vyhledávání, možnosti ap.)

iets wat uitgebreid is, is groot en bevat veel details

Question 43

uitoefenen

oefende uit, h. uitgeoefend

Answer 43

1. provozovat (činnost ap.)
2. vykonávat (funkci, povinnosti ap.), zastávat (funkci ap.)
3. praktikovat
4. vyvinout (nátlak ap.)

uitvoeren (vyvážet, provést, vykonat), doen

Question 44

uitvinden (vond uit, h. uitgevonden)

Answer 44

vynalézt

ontdekken, uitzoeken

Question 45

voor de lol

Answer 45

pro srandu

voor je plezier

Question 46

voorbereiden (zich) op (bereidde voor, h. voorbereid)

Answer 46

připravit se na co, přichystat se na co

zorgen dat je klaar bent voor iets

Question 47

voorkomen (voorkwam, h. voorkomen)

Answer 47

předejít čemu (nedorozumění ap.), předcházet čemu (prevencí ap.)

zorgen dat iets niet gebeurt

Question 48

vrijwilliger (de)

Answer 48

dobrovolník

iemand die werk doet dat niet betaald wordt

Question 49

waarmaken

Answer 49

naplnit očekávání, splnit očekávání, to prove, to live up to

realiseren

Question 50

zelfstandig

Answer 50

adj samostatný (stát ap.)
adv zvlášť (odděleně), samostatně (ne v jednom)

onafhankelijk (nezávislý), zelfstandige mensen of zaken zijn niet van iemand of iets afhankelijk

Question 51

huidig

Answer 51

dnešní, nynější

van dit moment, na nu