De Opmat Thema 1 Flashcards
en
post office
postkantoor (het; -toren, thema 1)
en
goedendag (thema 1)
good day, hello
en
kerk (de; -en, thema 1)
church
en
doctor, physician
arts (de; -en, thema 1)
en
to, before; in front of; for
voor (thema 1, 2 en 3)
en
trein (de; -en, thema 1)
train
en
sunday
zondag (thema 1)
en
chair
stoel (de; -en, thema 1)
en
pin board
prikbord (het; -en, thema 1)
en
already
al (thema 1)
en
now, at present
nu (thema 1)
en
to answer
beantwoorden (thema 1)(beantwoordde, beantwoordden; heeft beantwoord)
en
fine, all right
prima (thema 1)
en
thursday
donderdag (thema 1)
en
year
jaar (het; jaren, thema 1)
en
word
woord (het; -en, thema 1)
en
naam (de; namen, thema 1)
name
en
hoe (thema 1)
how
en
to be called
heten ( thema 1) (heette, heetten; heeft geheten)
en
afternoon
middag (de; -en, thema 1)
en
wanneer (thema 1)
when
en
double
dubbel (thema 1)
en
number
nummer (het; -s, thema 1)
en
example
voorbeeld (het; -en, thema 1)
en
there
daar (thema 1)
en
studie (de; -s, thema 1)
study
en
beach
strand (het; -en, thema 1)
en
reasonably, quite
redelijk (thema 1)
en
to buy
kopen (thema 1) (kocht, kochten; heeft gekocht)
en
postzegel (de; -s, thema 1)
stamp
en
goedemorgen (thema 1)
good morning
en
november (thema 1)
November
en
museum
museum (het; -s of musea, thema 1)
en
stamp
postzegel (de; -s, thema 1)
en
achternaam (de; achternamen, thema 1)
surname, family name
en
the
de (thema 1)
en
televisie (de; -s, thema 1)
television
en
geboren (thema 1)
born
en
hebben (thema 1) (had, hadden; heeft gehad)
to have
en
film, movie
film (de; -s, thema 1)
en
vandaan (thema 1)
from
en
computer (de; -s, thema 1)
computer
en
village
dorp (het; -en, thema 1)
en
lenen (thema 1)(leende, leenden; heeft geleend)
to borrow; to lend
en
I
ik (thema 1)
en
oktober (thema 1)
October
en
wall
muur (de; muren, thema 1)
en
leren ( thema 1)
to learn
en
to borrow; to lend
lenen (thema 1)(leende, leenden; heeft geleend)
en
wie (thema 1)
who
en
free, vacant
vrij (thema 1)
en
good day, hello
goedendag (thema 1)
en
plate; notice board
bord (het; -en, thema 1)
en
park (het; -en, thema 1)
park
en
concert
concert (het; -en, thema 1)
en
soms (thema 1)
sometimes
en
niet (thema 1)
not
en
tennisbaan (de; -banen, thema 1)
tennis court
en
dansen (thema 1) (danste, dansten; heeft gedanst)
to dance
en
theater (het; -s, thema 1)
theatre
en
sorry (thema 1)
sorry
en
sort, kind
soort (de)
en
floor
vloer (de; -en, thema 1)
en
geleden (thema 1)
ago
en
from
vandaan (thema 1)
en
to speak
spreken (thema 1) (sprak, spraken, heeft gesproken)
en
geld (het; -, thema 1)
money
en
peg(Vesak)
kapstok (de; -ken, thema 1)
en
gum
gum (de; -men, thema 1)
en
country map
landkaart (de; -en, thema 1)
en
zoo
dierentuin (de; -en, thema 1)
en
good morning
goedemorgen (thema 1)
en
landkaart (de; -en, thema 1)
country map
en
raam (het; ramen, thema 1)
window
en
discotheek (de; -theken, thema 1)
discotheque
en
hier (thema 1)
here
en
he
hij (thema 1)
en
tuesday
dinsdag (thema 1)
en
Nederland (thema 1)
the Netherlands
en
hello
hallo (thema 1)
en
een (thema 1)
a; one
en
bord (het; -en, thema 1)
plate; notice board
en
vanavond (thema 1)
tonight
en
februari (thema 1)
february
en
nu (thema 1)
now, at present
en
bioscoop (de; bioscopen, thema1)
cinema
en
zondag (thema 1)
sunday
en
huis (het; huizen, thema 1)
house
en
my
mijn (thema 1)
en
evening
avond (de; -en, thema 1)
en
surname, family name
achternaam (de; achternamen, thema 1)
en
half (thema 1)
half
en
small cup
kopje (het; -s, thema 1)
en
church
kerk (de; -en, thema 1)
en
dictionary
woordenboek (het; -en, thema 1)
en
heten ( thema 1) (heette, heetten; heeft geheten)
to be called
en
lezen (thema 1) (las, lazen; heeft gelezen)
to read
en
pen, pencil
stift (de; -en, thema 1)
en
gaan (thema 1) (ging, gingen; is gegaan)
to go
en
pin board
prikbord (het; -en, thema 1)
en
with
met (thema 1)
en
zij (thema 1)
she; they
en
sometimes
soms (thema 1)
en
goedenacht (thema 1)
good night, sleep well
en
this, these
deze (thema 1)
en
jas (de; -sen, thema 1)
coat
en
to eat
eten (thema 1) (at; aten; heeft gegeten)
en
studeren (thema 1) (studeerde, studeerden; heeft gestudeerd)
to study
en
today
vandaag (thema 1)
en
antwoord (het; -en, thema 1)
answer
en
lamp
lamp (de; -en, thema 1)
en
voor (thema 1, 2 en 3)
to, before; in front of; for
en
vanmiddag (thema 1)
this afternoon
en
januari (thema 1)
January
en
plaats (de; -en, thema 1)
place, city
en
morgen (thema 1)
morning
en
good afternoon
goedemiddag (thema 1)
en
November
november (thema 1)
en
eten (thema 1) (at; aten; heeft gegeten)
to eat
en
tonight
vannacht (thema 1)
en
computer
computer (de; -s, thema 1)
en
expositie (de; -s, thema 1)
exposition
en
ago
geleden (thema 1)
en
train
trein (de; -en, thema 1)
en
universiteit (de; -en, thema 1)
university
en
dorp (het; -en, thema 1)
village
en
to know
kennen (thema 1)(kende, kenden; heeft gekend)
en
door
deur (de, -en, thema 1)
en
lamp (de; -en, thema 1)
lamp
en
beamer (de; -s, thema 1)
beamer
en
cursusboek (het; -en, thema 1)
course book
en
hey
hè (thema 1)
en
bank (de; -en, thema 1 en 3)
bank; sofa
en
ochtend (de; -en, thema 1)
morning
en
potlood (het; -loden, thema 1)
pencil
en
university
universiteit (de; -en, thema 1)
en
juni (thema 1)
June
en
march
maart (thema 1)
en
kopje (het; -s, thema 1)
small cup
en
gosh!, well,well!
goh! (thema 1)
en
you (plural)
jullie (thema 1)
en
dubbel (thema 1)
double
en
library
bibliotheek (de; bibliotheken, thema 1)
en
winkelcentrum (het; -centra, thema 1)
shopping centre
en
psychologie (de, thema 1)
psychology
en
hij (thema 1)
he
en
dag (de; -en, thema 1)
day
en
february
februari (thema 1)
en
vraag (de; vragen, thema 1)
question
en
Dutchman
Nederlander (de; -s, thema 1)
en
nummer (het; -s, thema 1)
number
en
morning
ochtend (de; -en, thema 1)
en
maandag (thema 1)
monday
en
Nederlands (het, thema 1)
Dutch
en
voornaam (de; voornamen, thema 1)
first name
en
to drink
drinken (thema 1)
en
mei (thema 1)
may
en
here
hier (thema 1)
en
month
maand (de; -en, thema 1)
en
spreken (thema 1) (sprak, spraken, heeft gesproken)
to speak
en
dier (het; -en, thema 1)
animal
en
at; with; near
bij (thema 1, 2 en 3)
en
cinema
bioscoop (de; bioscopen, thema1)
en
tonight
vanavond (thema 1)
en
day
dag (de; -en, thema 1)
en
pencil
potlood (het; -loden, thema 1)
en
postkantoor (het; -toren, thema 1)
post office
en
vannacht (thema 1)
tonight
en
house
huis (het; huizen, thema 1)
en
zwemmen (thema 1) (zwom, zwommen; heeft gezwommen)
to swim