De Sprong Thema 8 Flashcards

1
Q

aanbrengen (bracht aan, h. aangebracht)

A

installeren, erop doen

  1. nanosit co kam
  2. nanést co (na co) (krém ap.)
  3. udat koho (na policii ap.)
  4. zapracovat co do čeho (začlenit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

afhankelijk zijn van

A

niet zelfstandig zijn, hulp nodig hebben van anderen

adj
1. závislý na kom/čem (odkázaný)
2. závislý na čem (drogově ap.)
adv
v závislosti na čem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bankieren

A

je bankzaken doen

banking · to bank banking practice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beperken (beperkte, h. beperkt)

A

kleiner of minder maken, begrenzen

  1. omezit co (stanovit rozsah)
  2. zabránit šíření čeho, lokalizovat co (požár ap.)
  3. (fin.) vinkulovat
    phr
    zich beperken in iets omezovat se v čem
    zich beperken tot iets omezit se na co (ve svém jednání ap.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bestaan uit (bestond, h. bestaan)

A

hebben, opgebouwd zijn uit

v 
1. existovat
2. sestávat z čeho, skládat se z čeho
t
1. bytí, existence
2. živobytí
phr
niet bestaand neexistující
to consist · to consist of · to comprise
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bevatten (bevatte, h. bevat)

A

in zich hebben, inhouden

  1. obsahovat co
  2. skrývat (v sobě) co (obsahově ap.), zahrnovat co (významově ap.)
  3. pochopit co
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bijdragen aan

droeg bij, h. bijgedragen

A

een aandeel leveren, helpen bij

  1. přispět k čemu (podílet se)
  2. přispět na co (finančně)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bovendien

A

ook

a) navíc (k tomu ještě), nadto, navrch (ještě k tomu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

braak laten liggen

A

land gedurende een bepaalde tijd niet bewerken

úhor
braak liggen ležet ladem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

druppelende kraan

A

een kraan die lekt

kapajici kohoutek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

duurzaam

A

van goede kwaliteit, niet snel kapot of niet snel op

adj

  1. trvalý (navždy ap.)
  2. trvanlivý (svojí odolností ap.)
  3. (trvale) udržitelný (vývoj ap.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

duurzaam

A

duurzame dingen zijn van goede kwaliteit zodat ze niet snel kapot gaan

adj

  1. trvalý (navždy ap.)
  2. trvanlivý (svojí odolností ap.)
  3. (trvale) udržitelný (vývoj ap.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

energiezuinig

A

weinig energie kostend

energy-saving · low-energy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

flink

A

erg, zeer

po)řádný (výprask ap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gas (het) (~sen)

A

een onzichtbare stof die uit de grond gehaald wordt, en
waarop bijv. gekookt kan worden

plyn (plynná látka)
van gas voorzien plynofikovat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gevel (de) (~s)

A

de voorkant van een gebouw, de facade

průčelí (domu ap.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gifvrij

A

zonder gif (een stof waarvan je ernstig ziek wordt of soms doodgaat)

gif [xif] t (~fen)
jed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

haast hebben

A

snel iets moeten of willen doen

haast hebben mít naspěch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

impuls (de) (~en)

A

de stimulans, begin of versterking van een ontwikkeling

  1. impulz, podnět
  2. hybnost (pohybová energie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

inademen (ademde in, h. ingeademd)

A

lucht of gassen door je mond naar binnen halen

  1. nadechnout se
  2. vdechnout co
  3. inhalovat co (do plic ap.), vdechovat co, nadýchat se čeho
    phr
    diep inademen zhluboka se nadechnout
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

instelling (de) (~en)

A

de organisatie, de instantie

instituce

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

isolatie (de) (~s)

A

geplaatst materiaal dat ervoor zorgt dat warmte, kou of geluid minder goed naar binnen of naar buiten gaat

  1. (tech., stav.) izolace (tepelná ap.)
  2. odloučení
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

kasgroente (de)

A

groente die in een glazen gebouw groeien (omdat het daar warm is)

greenhouse vegetables, hot-house vegetables

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

katoenteelt (de)

A

de productie van katoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

kernenergie (de)

A

de energie die ontstaat als de kern van een atoom wordt gedeeld

jaderná/atomová energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

keurmerk (het)

A

een teken op een product waaruit blijkt dat het goedgekeurd

hallmark (znak, rukopis, punc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

kunstmest (de)

A

chemische middelen waardoor planten beter groeien

(zeměd.) hnojivo

28
Q

leefbaar

A

situatie waarin je goed kan leven

liveable

29
Q

leertje (het)

A

dichtingsring, onderdeel van de kraan dat ervoor zorgt dat de kraan goed afsluit

tesneni

30
Q

levensstijl (de) (~en)

A

de manier waarop je leeft

životospráva

31
Q

leveren

A

bezorgen, brengen

t zásobování čím, dodávání čeho, dodávka čeho (elektřiny ap.)
v (leverde, h. geleverd)
dodat co komu (zboží ap.), doručit co komu

32
Q

lpg

A

een soort gas als brandstof voor auto’s

(chem.) propan-butan

33
Q

luchtvervuiling (de)

A

het vies worden van de lucht

air pollution

34
Q

meststoffen en gifstoffen

A

chemische middelen

hnojivo a toxin

35
Q

milieubewust

A

met aandacht voor het milieu (de water, de grond en delucht om ons heen)

green

36
Q

milieuvriendelijk

A

goed voor het milieu, met zorg voor het milieu

adj ekologický (neznečišťující ap.), šetrný k životnímu prostředí
adv ekologicky

37
Q

nauwelijks

A

bijna niet

sotva, stěží

38
Q

olie (de) (oliën/~s)

A

dikke vloeistof die uit de grond gehaald wordt en die moeilijk met water gemengd kan worden

olej

39
Q

opbrengen (bracht op, h. opgebracht)

A

door verkoop geld opleveren

vynést co (zisk ap.)

40
Q

opladen

A

met iets vullen zodat het kan werken

  1. dobití (kreditu ap.)
  2. nabití (baterie ap.), dobití (akumulátoru ap.), nabíjení
41
Q

overschot (het) (~ten)

A

het restant (zbytek), meer dan nodig is

  1. přebytek
  2. pozůstatek
42
Q

overwegen (overwoog, h. overwogen)

A

nadenken over iets als een mogelijkheid

  1. přemítat o čem, uvažovat nad čím (přemýšlet)
  2. uvážit co (promyslet ap.), zvážit co (nabídku ap.)
43
Q

reclamedrukwerk (het)

A

folder met reclame

44
Q

schelen

A

verschillen, een verschil uitmaken

to differ · to ail · to be missing · to be lacking · to be different

45
Q

slim

A

goed (algemene betekenis is intelligent)

bystrý (žák ap.), chytrý
te slim af zijn iem. obelstít koho, přechytračit koho, přelstít
Líbí se vám nové

46
Q

steenkool (de) (-kolen)

A

zwart materiaal dat in de grond zit en dat gebruikt wordt als brandstof

uhlí

47
Q

stoken (stookte, h. gestookt)

A

de kachel of de verwarming laten branden

  1. topit kde
  2. destilovat, pálit (alkohol)
48
Q

stookkosten (de)

A

de kosten voor de verwarming

heating costs

49
Q

stopcontact (het) (~en)

A

een voorwerp aan de muur met twee gaatjes, waaruit elektriciteit kan komen

zásuvka (elektrická)
in het stopcontact steken iets zapojit co do zásuvky, strčit co do zásuvky (elektrické), zasunout co do zásuvky

50
Q

talloos

A

heel veel

bezpočetný, nesčetný, nespočetný

51
Q

tegengaan

A

proberen iets te verminderen of tegen te houden

to counteract (pusobit proti, potlacovat)

52
Q

uitstoot (de) (-stoten)

A

de emissie

  1. zplodiny (exhaláty ap.)
  2. (chem., ekol.) exhalát
53
Q

Verantwoord beheerde bossen

A

bossen waar op een milieuvriendelijke manier voor gezorgd wordt

beheren [bəheːjrə] v (beheerde, h. beheerd)

  1. (BeN) řídit co, vést co
  2. hospodařit s čím (nakládat s majetkem)
  3. spravovat (provádět správu)
54
Q

verbouwen (verbouwde, h. verbouwd)

A

laten groeien op het land

přebudovat, přestavět, zrekonstruovat co

55
Q

verbruiken (verbruikte, h. verbruikt)

A

opmaken door te gebruiken

spotřebovat

56
Q

vermijden (vermeed, h. vermeden)

A

zorgen dat iets niet gebeurt

t vyhýbání se čemu
v vyvarovat se čeho

57
Q

vervangen (verving, h. vervangen)

A

de plaats van iets of iemand innemen, veranderen

  1. nahradit koho/co kým/čím (vyměnit za jiného), nahrazovat
  2. nahradit koho/co (zaujmout místo), vystřídat koho (v práci ap.)
  3. nahradit (lepším, modernějším)
  4. (mat.) dosadit co za co (do rovnice ap.)
58
Q

vervuiler (de) (~s)

A

iemand, een organisatie die iets vies maakt

znečišťovatel

59
Q

verwoestijning

A

het ontstaan (vznik) van nieuwe woestijngebieden (poustni oblast, okruh)

desertification - premena v poust

60
Q

volladen

A

vol doen, helemaal vullen

61
Q

voorraad (de) (-raden)

A

extra artikelen of producten om te bewaren

zásoby
voorraad van iets maken dělat (si) zásoby čeho
in/op voorraad hebben iets mít na skladě co (zásoby)

62
Q

waterkracht

A

de sterkte waarmee water uit de kraan komt

water power · hydro power

63
Q

waterleiding (de) (~en)

A

het geheel van leidingen waardoor water naar de kraan, de wc enz. loopt

vodovod

64
Q

windenergie (de)

A

bewegingsenergie door lucht (wind) om te zetten in een bruikbare vorm, bijvoorbeeld in elektriciteit

wind power

65
Q

zonne-energie (de)

A

energie van de zon in de vorm van warmte en licht

66
Q

zuinig

A
  1. weinig geld uitgeven 2. weinig energie verbruiken
adj
šetrný (neutrácející ap.), spořivý
adv
šetrně (bez plýtvání)
phr
zuinig zijn met iets (dobře) hospodařit s čím (neplýtvat ap.)