5.1 Arteriële vaatfunctie Flashcards

1
Q

Hoe ziet een stabiele atherosclerose plaque eruit?

A

Dikke fibrotische cap (vaak met endotheelcellen) over een lipide kern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan je een drukverval achter een stenose compenseren en de flow gelijk houden?

A

Door de vaatweerstand te verlagen (bijv. door een dilatatie van arteriolen)

Formule:
- F = (Pa-Pv)/(Rstenose + Rarteriolen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de formule van flow na een stenose

A

Fstenose = (Pa-Pa’)/Rstenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de formule van de flow van arteriolen?

A

Farteriolen = (Pa’-Pv)/Rarteriolen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er bij een oppervlakte verkleining groter dan 85%?

A

De flow achter de stenose kan niet meer constant worden gehouden door de drukverlaging. De flow zal lineair gaan afnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kan een infarct 100% area schade aanrichten?

A

Nee, de randen overleven het meestal doordat er een klein beetje diffusie plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke formule moet er worden gebruikt bij het berekenen van de drukken bij inspanning als het gegeven drukverval in rust en flow in rust en bij inspanning en wat mag er hier bij worden verondersteld?

A

De formule is: ΔP = Flow x R

Verondersteld wordt dat de weerstand gelijk blijft dan bijv:
- Bij een flow die van 1 L naar 5 L gaat, vervijfvoudigd automatisch het drukverval
- Dat was in rust bijvoorbeeld 6, dan is het bij inspanning ook 5 keer zo groot, dus 30 keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar hangt het omslagpunt van reversibele naar irreversibele schade vanaf?

A
  • Duur van de zuurstoftekort
  • Type weefsel en temperatuur (gevoeligheid van de weefsel voor zuurstof)
  • Aanwezigheid van collateralen (dus een alternatieve omweg voor bloed)
  • Volledige vs. partiële vaatobstructie
  • Acute vs. geleidelijke preconditionering/reperfusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke typen weefsel zijn minder gevoelig voor zuurstoftekort?

A

De lever bijvoorbeeld. Die kan terug groeien na een schade. De hersenen kunnen dat niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt de mate van stress bepaald?

A
  • Aard
  • Duur
  • Intensiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke temperatuur is gunstiger voor minder weefselschade bij een infarct?

A

Hoe lager de temperatuur, hoe beter

De infarct ontwikkeling wordt vertraagt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is geleidelijke obstructie beter?

A

Ischemische preconditionering en angiogenese kunnen dan optreden

Ischemische preconditionering: Als er voor een groot hartinfarct al korte episodes, is de uiteindelijke schade door het MI minder groot omdat het hart al beschermende maatregelen heeft genomen

Andere mogelijkheden voor preconditionering: Geleidelijk groeiende afsluiting, verminderde afsluiting voorafgaand aan volledige afsluiting. Of ischemie in een ander gebied van het lichaam, want alertheid

Bijvoorbeeld de cirkel van Willes, Bloedtoevoer naar de hersenen wordt door meerdere vaten geregeld, hierdoor moeilijker ischemie bij de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe wordt de O2 vraag verhoogt?

A

Activiteit van een orgaan (eten, inspanning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt de O2 aanbod verlaagd?

A

Vaatspasme -> Vasoconstrictie, trombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 vormen van Arteriële vaatfunctiestoornissen zijn er?

A

Arteriële obstructie:
- Atherosclerose
- Hypertensie
- Vasculitis

Ruptuur:
- Aneurysma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke factoren kunnen lijden tot Atherosclerose?

A
  • Erfelijke factoren
  • Inactiviteit
  • Voeding
  • Roken
  • Hypertensie
  • Diabetes Mellitus type II
17
Q

Waar zorgt Atherosclerose voor?

A
  • Endotheeldysfunctie
  • Lipoproteïne accumulatie
  • Cellulaire interacties
    - Mono’s/macrofagen
    - T-lymfo’s
    - VSMC’s
  • VSMC proliferatie + ECM
18
Q

Wat zijn de kenmerken van een vulnerable/instabiele plaque?

A
  • Lipid core met kalk, necrose
  • Heel veel inflammatoire cellen
  • Ze bevatten een dunne cap (en kan snel ruptureren)

Dit leidt uiteindelijk tot ischemie wat weer voor anaërobe metabolisme zorgt, functieverlies en celschade