1.7 Contractie van de hartspier Flashcards

1
Q

Waardoor is elk sacromeer begrensd?

A

De z-lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de dunne filamenten in het sacromeer en wat zijn de dikke filamenten?

A

Dunne filamenten: Actine (bestaat uit actinefilamenten, troponine en troponinecomplex)
Dikke filamenten: Myosine (bestaat uit een kop, scharnier en staart en bevatten myomesine op de M-lijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe zijn de hartspiercellen met elkaar verbonden?

A

Intercallair schijven, zodat de hartspiercellen tegelijkertijd kunnen contraheren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt er voor gezorgd dat de hartspier niet zodanig zal uitrekken dat de myosine en actine niet meer terug in elkaar kunnen schuiven?

A

Door de eiwit titine. Dat is de grootste eiwit in het lichaam. Het zorgt ook voor een verbinding van myosine aan de Z-lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is zijn de dunne filamenten opgebouwd?

A

Nebuline, actine en daaromheen tropomyosine

Aan de tropomyosine zit het troponine complex (T, C en I)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat het troponine complex?

A
  • Troponine T (Tropomyosine binding)
  • Troponine C: (Dit is het calciumbindende element)
  • Troponine I: (Inhibitor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe zijn de dikke filamenten opgebouwd?

A

Het is een lange staart van myosine met een scharnier en een kop

De kop van de dikke filamenten zorgt voor de binding met actine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat de M-band

A

Myomesine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is cardiomyopathie?

A

Ziekte van het hartcytoskelet of van de sacromeer

Aandoening aan de hartspier (hart kan niet meer goed samentrekken hierdoor) Het kan verworven of aangeboren zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zorgt voor een triggering van de cross-bridge cycling?

A

Ca2+ binding aan troponine-C.

Als Ca2+ dissocieert van TnC ontstaat er Troponine I fosforylering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe verloopt de cross-bridge cycle?

A

1) ATP bindt -> Dissociatie Actine en Myosine complex (Released state)
2) ATP hydrolyse -> Myosine conformatie (Cocked state)
3) Cross-bridge vormt een nieuwe bindingsplek, myosine bindt aan actine (Crossbridge state)
4) Powerstroke; P release -> Vormverandering van myosine (Powerstroke state)
5) ADP laat los, myosine vast aan actine (ADP release) (Attached state)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat bevordert de relaxatie van de hartspier?

A

P-binding aan Troponine-I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de elektromechanische koppeling?

A

Het proces waarbij elektrische activatie van het membraan een toename in [Ca2+] induceert die weer een contractie induceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noemen we de invaginaties in het sarcoplasmatisch reticulum?

A

T-tubuli (helpt ook de NCX bij de depolarsatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar liggen de T-tubuli in het sacromeer van de skeletspier?

A

Op de grens van de A-band en de I-band

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het stappenplan van de elektromechanische koppeling in de skeletspier?

A

1) Membraan depolarisatie opent L-type Ca2+ kanaal (LCC) AP gepropageerd via de T-tubuli
2) Mechanische koppeling LCC en Ryanodine receptor type 1 (RyR) opent RyR (om en om koppeling)
3) Ca release uit de SR via RyR geeft contractie
4) Ca influx via de LCC kan ook door RyR worden geactiveerd

17
Q

Waar liggen de T-tubuli in het sacromeer van de hartspier?

A

Op de Z-lijn

Op de I-band bij skeletspieren

18
Q

Wat zijn de 5 verschillen tussen de elektromechanische koppeling van de skeletspier en de hartspier?

A

Skeletspier:
- RyR type I
- Directe LCC-RyR koppeling
- Weinig Ca-transport door LCC
- Bulk Ca komt uit het SR
- Geen rol van de NCX

Hartspier:
- RyR Type II
- Geen fysieke koppeling van voltage gated Ca2+ pomp
- Veel Ca-transport door LCC
- Deel van Ca komt van extracellulair
- Versterkende rol van NCX

19
Q

Waar leidt een binding van (nor)adrenaline aan de Bèta-adrenerge receptor van de hartspier toe?

A

Afgifte van cAMP -> Meer Ca2+ afgifte bevordert zowel de contractie als relaxatie door de target-eiwitten voor het cAMP-afhankelijke eiwitkinase PKA

PKA bevordert de RyR voor sterkere contractie (inotroop effect) en bevordert ook de PLB voor snelle ca2+ opname uit het SR wat hogere hartritme mogelijk maakt (chronotroop effect)

20
Q

Waar zorgt digitalis voor?

A

Remming van de Na/K-pomp wat leidt tot meer Ca-influx en minder Ca-efflux, dus hoger basaal [Ca2+]i en meer Ca-opslag in het SR

21
Q

Waarover vindt Ca2+ influx plaats in de hartspier?

A

Over het sarcolemma na de prikkeling

22
Q

Wat reguleert de contractiekracht en relaxatiesnelheid in de hartspier?

A

Een Bèta-adrenerge receptor

23
Q

Welke lijn zorgt ervoor dat de actinefilamenten op hun plek blijven?

A

M-lijn

24
Q

Hoe wordt een myosine bindingsplek vrijgemaakt op actine?

A

Op het actine zit een myosine bindend complex bedekt door troponine. Tussen troponine T, C en I ligt tropomyosine.

Ca bindt aan troponine C en tropomyosine verschuift naar de A-groeve wat de myosine bindende plek vrij maakt

25
Q

Hoe loopt de Ca cycling bij contractie?

A

Na influx via de Na-kanalen -> Ca-influx door de NCX en LCC -> Minder Ca-efflux uit de SR -> Bij voldoende Ca bindt deze aan TnC -> Crossbridge vorming, power stroke, ATP binding en release

26
Q

Hoe verloopt de Ca cycling bij relaxatie?

A

Ca-efflux naar SR via SERCA door NCX en Ca de pomp in. Ook in het plasmamembraan is er een efflux -> Lagere Ca concentratie -> Ca komt vrij van TnC en verbreekt op die manier de crossbridge

27
Q

Wat zijn de eigenschappen van een hartspier?

A
  • Ze bevatten desmosomen en gap junctions (voor communicatie tussen cellen)
  • Intercalair schijven
  • Ze hebben een centraal gelegen kern
28
Q

Waaruit bestaat een triade?

A

2x sarcoplasmatich reticulum met daar tussenin een T-tubuli

29
Q

Waar zorgen dobutamine en PDE voor?

A

PDE: Remt afbraak van cAMP
Dobutamine: Verhoogt cAMP

30
Q

Waar zorgt fosfolamban (PLB/PLN) voor?

A

Bevordert de opname van Ca2+ in SR

31
Q

Op welke manieren kan het Ca2+ uit het cytoplasma de cel in?

A
  • Na/Ca exhanger (NCX)
  • Ca/ATPase
  • Na/K-pomp
  • Ca/ATPase op SR