3.10 Echo Cardiografie Flashcards

1
Q

Wat is een cardiomyopathie?

A

Hartspierziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer krijg je alleen beeld bij echocardiografie?

A

Als er zich geen lucht bevindt tussen het hart en de transducer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gebeurd de M-mode echotechniek en wat is er te zien?

A

De patiënt wordt op zijn linkerzij gelegd en je begint met links parasternaal te kijken. Er wordt als het ware door een rechte streep gekeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de transthoracale transducer posities?

A
  • Links parasternaal: Links naast het borstbeen
  • Apicaal: Vanuit de punt (onder de tepel)
  • Subcostaal: Vanuit de bovenbuik

Minder van belang:
- Recht parasternaal: Rechts naast het borstbeen
- Suprasternaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarom wordt de patiënt op zijn linkerzij gedraaid tijdens de echo?

A

Het hart valt naar de thoraxwand waardoor die ruimte daartussen in zo klein mogelijk wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Langs welke as wordt er gekeken als er vanuit links (of rechts) parasternaal wordt gekeken?

A

Parasternale lange as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe heet het beeld dat er wordt gezien als het hart dwars wordt doorgesneden?

A

Parasternale korte as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke richting heeft het bloed als het rood kleurt bij de echo met dopplerkleuring en als het blauw kleurt?

A

Rood: Naar je toe
Blauw: Van je af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt de echotechniek genoemd waarbij er naar het hart via de oesophagus wordt gekeken?

A

Transoesofageale echocardiografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar geeft de echocardiografie informatie over?

A
  • Systolische functie
  • Diastolische functie
  • Structurele afwijkingen (cardiomyopathie, congenitale afwijkingen)
  • Klepafwijkingen
  • Pericarddiffusie
  • Massa/extra structuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de systolische functie bepaald?

A

De ejectiefractiebepaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe hoog moet de ejectiefractie minimaal zijn?

A

55%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de afstand tussen de 2 puntjes op de schaal van de echo?

A

1 cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een bicuspide aortaklep?

A

Een aortaklep met maar 2 klepslippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke 2 klepafwijkingen komen het meeste voor?

A

1) Stenose:
- Klep gaat minder goed open -> Snelheid bloed neemt toe
2) Insufficiëntie:
- Klep sluit niet goed (lekt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een pericarddiffusie?

A

Vocht in het pericard

17
Q

Welke 2 vormen van cardiomyopathie komen het meeste voor?

A

1) Hypertrofische cardiomyopathie
2) Gedilateerde cardiomyopathie

18
Q

Wat is endocarditis?

A

Ontsteking van het endotheel (met name van de kleppen)