3A1 week 5 HC 2 Embryologie Flashcards

1
Q

Welke namen heeft een mens van bevruchting tot aan geboorte?

A

Oocyt -> morula -> blastocyst (5 dagen) -> embryo (tot week 8) -> foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de zwangerschapsduur?

A

Leeftijd embryo + 2 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er in week 1 van de zwangerschap?

A

Vorming blastocyst, bestaande uit embryoblast en trofoblast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat de trofoblast?

A

Cytotrofoblast om embryo heen en syncytiotrofoblast voor innesteling
- Wordt uiteindelijk de placenta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er in week 2 van de zwangerschap?

A

Innesteling, aanleg 2 lagige kiemschijf en aanleg extra-embryonale vliezen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waaruit bestaat de 2 lagige kiemschijf?

A
  • Epiblast: later ectoderm
  • Hypoblast: later endoderm (oa dooierzak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke extra embryonale vliezen zijn er en wat ontstaat hieruit?

A
  • Dooierzak: extra embryonale darm + allantois
  • Amnionvlies/holte: extra embryonale huid
  • Chorionholte: extra embryonaal coeloom (navelstreng en placenta)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met de embryonale vliezen?

A

Dooierzak en chorionholte verdwijnen en amnionholte groeit en vult met vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke typen tweelingen zijn er?

A

Monozygoot (33%) of dizygoot (67%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kan er gebeuren met een monozygote tweeling?

A
  • 67%: 1 chorion, 2 amnions
  • 33%: 2 chorions, 2 amnions
  • 1%: 1 chorion, 1 amnion (kans op siamese tweeling)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er in week 3 van de zwangerschap?

A

Gastrulatie (mesoderm tussen ectoderm en endoderm) en ontstaan primitiefstreek & notochord

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten mesoderm zijn er en wat ontstaat hieruit?

A
  • Paraxiaal: somieten
  • Intermediair: urogenitaalstelsel
  • Lateraal: weefsel rond inwendige organen en buikholte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Op welke plekken blijft het embryo tweelagig?

A

Buccopharyngeale membraan en cloacale membraan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er tijdens week 3/4 van de zwangerschap?

A
  • Craniaal: neurulatie (vorming neurale buis & neurale lijst)
  • Kromming: vorming primitieve darm, hart naar goede plek, vorming buik/borst wand en ontstaan navelstreng
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waaruit bestaat het embryo in week 4?

A
  • Endoderm: darm, longen en lever
  • Mesoderm: skelet, spieren, nieren en hart
  • Ectoderm: epidermis en zenuwstelsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is situs inversus?

A

Ontstaan van verkeerde links-rechts as in week 3
- Volledig: geen klinische gevolgen
- Ambiguus: ernstige klinische symptomen (vooral rechts isomerie)

17
Q

Hoe ontstaat de links rechts as in week 3?

A
  • Links genen in linker zijplaat mesoderm
  • Gradiënt links hormonen door nodal flow van trilharen
18
Q

Wat gebeurt er bij verstoring in nodal expressie?

A
  • Geen nodal: rechts isomerie
  • Overal nodal: links isomerie
19
Q

Wat is het Kartagener syndroom?

A

Dysfunctie van trilharen -> random situs, problemen longen en onbewegelijke zaadcellen

20
Q

Welke defecten kunnen er in week 4 ontstaan?

A
  • Neurale buis defecten
  • Anencephalie
  • Borst en buikwand defecten
21
Q

Wat gebeurt er in week 5-8 van de zwangerschap?

A

Organogenese
- Indeling via aantal somieten of carnegie stadia
- 25% toename van volume per dag

22
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van aangeboren afwijkingen?

A
  • Chromosomale afwijkingen
  • Monogene mutaties
  • Omgeving: medicatie, roken, virussen
  • Mechanisch: afknelling, oligohydramnion
  • Multifactorieel / onbekend
23
Q

Wat zijn belangrijke links eiwitten?

A
  • Nodal: links lateraal mesoderm en knoop van Hensen
  • Lefty1: floorplate in neurale buis
  • Lefty2: links lateraal mesoderm
  • Pitx2: links lateraal mesoderm
24
Q

Wat zijn de functies van de links eiwitten?

A
  • Nodal: aanzetten pitx-2
  • Lefty1: voorkomen passage middellijn
  • Lefty 2: remmen nodal
  • Pitx-2: links cascade aansturen (langste expressie)
25
Q

Hoe ontstaat de nodal flow?

A

Trilharen staan schuin naar achter tov ventrale oppervlak van knoop van Hensen -> sterkere linkse slag -> linkse flow

26
Q

Welke twee hypothesen voor de links-rechts as zijn er?

A
  • Morphogen flow: Shh en vitamine A
  • Twee cilia model: calcium kanalen