3A1 week 4 HC 2 & 3 Gynaecologische tumoren Flashcards

1
Q

Wat zijn kenmerken van een ovariumcarcinoom?

A
  • 1500 per jaar, piekincidentie 65-69 jaar
  • Aspecifieke buikklachten, ascites, mictie/defaecatie problemen, acute buik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factoren beïnvloeden de kans op een ovariumcarcinoom?

A
  • Minder ovulaties, minder kans (pil of zwangerschap)
  • Meer kans: BRCA en lynch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke beeldvorming kun je doen bij een ovariumcarcinoom?

A
  • Echo (met doppler)
  • CT scan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke tumormarkers zijn er voor het ovariumcarcinoom?

A
  • Ca125: prikkeling peritoneum
  • CEA: darm (mucineus)
  • A1FP/hCG/LDH: kiemceltumoren
  • Androgenen, inhibine, corstiol
  • NSE: neuro endocrien
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke histologische typen ovariumcarcinomen zijn er?

A

Laaggradig, hooggradig, heldercellig of sereus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is er vaak sprake van vroege intraperitoneale metastasering?

A

Intraperitoneale lokalisatie, exfoliatieve groei en versleping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van laaggradige ovariumcarcinomen?

A
  • Meestal toevalbevinding, geen klachten
  • 75 tot 90% genezing
  • Chirurgische behandeling, stagering en zo nodig adjuvante chemotherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kun je laag stadium ovariumcarcinomen indelen?

A
  • IA: een eierstok
  • IB: beide eierstokken
  • IC: weefsel eromheen
  • IIA: eileider
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat een stageringoperatie?

A
  • Tomie of scopie
  • Cytologie spoelvloeistof of ascites
  • Lymfeklierdissectie
  • Stageringsbiopten
  • Uterus & adnex extirpatie, omentectomie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kun je hoog stadium ovariumcarcinomen indelen?

A
  • IIB: Verdere uitbreiding in het kleine bekken
  • III: Uitbreiding buiten het bekken, of retroperitoneale
    klieren.
  • IIIB: peritoneale metastase < 2 cm, N0
  • IIIC: peritoneale metastase > 2 cm of N1
  • IV: Afstands metastasen inclusief sister Mary Joseph nodule
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn prognostische factoren voor ovariumcarcinomen?

A

Conditie, tumorgraad, grootte restlaesie, chemotherapie, mutaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de behandeling van hoog stadium ovariumcarcinomen?

A
  • Primair of interval debulking chirurgie (alle laesies < 1 cm of zo veel mogelijk)
  • 6 kuren chemo + PARP remmers
  • HIPEC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de kansen na een hoog stadium ovariumcarcinoom?

A

75% complete remissie, 50-75% recidief
- Na recidief 2 jaar overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verloopt de ontwikkeling van een endometriumcarcinoom?

A

Verstoorde proliferatie -> benigne endometrium hyperplasie -> carcinoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn risicofactoren voor een endometriumcarcinoom?

A

Hormoongebruik, obesitas, infertiliteit, nullipariteit, late overgang, leeftijd, diabetes, hypertensie, radiotherapie, Lynch syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waaruit bestaat de diagnostiek van het endometriumcarcinoom?

A
  • Transvaginale echografie, MRI/CT
  • Biopt (pipelle), hysteroscopie of curretage
  • CA125
  • Lynch onderzoek < 70 jaar
17
Q

Hoe kun je het T-stadium van endometriumcarcinomen indelen?

A
  • T1A: endometrium
  • T1B: myometrium
  • T2: cervix
  • T3A: ovarium
  • T3B: vagina
  • T3C: lymfeklieren
  • T4A: blaas/rectum
  • T4B: afstandmetastasen
18
Q

Wat is de behandeling van een endometriumcarcinoom?

A

Chirurgie uterus + adnexa (totaal extirpatie)
+ Bestraling: lymfeklieren
+ Chemotherapie: peritoneum
+ Hormoonbehandeling: laaggradig met hormoonreceptoren

19
Q

Wat zijn kenmerken van een cervixcarcinoom?

A
  • Piek incidentie 35 en 65 jaar (50% < 60 jaar)
  • 95% door HPV
  • Bloedverlies, afscheiding en buikpijn
20
Q

Waaruit bestaat de diagnostiek van een cervixcarcinoom?

A
  • Cytologie/histologie: PAP smear
  • Colposcopie: biopt
  • Lab: SCC, CA125, routine
    + CT, MRI, PET
21
Q

Hoe kun je het T-stadium van cervixcarcinomen indelen?

A
  • T1: baarmoedermond
    -> IA < 3-5 mm diep
    -> IBI&2: > 5 mm diep en max 2-4 cm
    -> IB3: > 5 mm diep en > 4 cm
  • T2: beperkt naar schede of parametria
  • T3: onderste 1/3 schede of bekkenwand
  • T4: blaas of rectum
22
Q

Wat is de behandeling van de verschillende stadia cervixcarcinomen?

A
  • CIN: LLETZ
  • IA: conus of hysterectomie
  • IB (1&2) en IIA: radicale trachelectomie of hysterectomie + lymfadenectomie
  • IB3: chemoradiatie, hyperthermie
23
Q

Wat zijn uterus sparende behandelingen van cervixcarcinomen?

A

Trachelectomie: cervix + parametria
- bij tumor < 2 cm

24
Q

Wat zijn bijwerkingen van radiotherapie?

A
  • Acuut: frequentere aandrang ontlasting, diarree, krampen, frequentere mictie, branderigheid, huidreactie, mucositis, haaruitval lokaal, vermoeidheid
  • Laat: ovariële dysfunctie (substitutie!), darmschade, ileitis terminalis, stricturen, proctitis, blaasschade: urgency, hematurie, fistel, necrose, vermoeidheid, osteoradionecrose sacrum
25
Q

Welke cervixcarcinomen komen het meest voor?

A
  • Plaveiselcel (ectocervix): 80%
  • Adenocarcinoom (endocervix): 15%
26
Q

Hoe heet de overgang in de cervix?

A

Transformatiezone met squamocolumnar junction (SCJ)

27
Q

Wat is het ectropion?

A

Cilinderepitheel op ectocervix in fertiele fase

28
Q

Wat zijn indicaties voor een uitstrijkje?

A
  • Bevolkingsonderzoek
  • Onregelmatig/post coïtaal bloedverlies
29
Q

Wat zijn kenmerken van HPV?

A
  • 80% life time risk
  • 8/10 binnen 2 jaar geklaard
  • Type 16 & 18 meest gevaarlijk
  • Voorkomt apoptose bij DNA schade
30
Q

Wat zijn risicofactoren voor een cervixcarcinoom tgv HPV?

A

Roken, meerdere partners, falend immuunsysteem, laag socioeconomische status

31
Q

Hoe werkt het bevolkingsonderzoek?

A

30 tot 60 jaar: eerst elke 5 jaar daarna 10 jaar
- HPV screening
- Cytologie (PAP smear) bij positief HPV
- Doorverwijzen bij PAP 2 of hoger
- Herhalen na 6 maanden bij PAP 1

32
Q

Hoe ziet de PAP smear indeling eruit?

A
  • Pap. 0 niet te beoordelen,
  • Pap. 1 Normaal cel beeld
  • Pap. 2 Kleine cel afwijkingen
  • Pap. 3A1 Geringe cel afwijkingen (CIN 1)
  • Pap. 3A2 Matige cel afwijkingen (CIN 2)
  • Pap. 3B Ernstige cel afwijkingen (CIN 3)
  • Pap. 4 Carcinoma in situ (CIS)
  • Pap. 5 Kankercellen
33
Q

Wat is de KOPAC codering?

A

Kompositie, ontstekingsverschijnselen, plaveiselcelepitheel, andere afwijkingen en cilinderepitheel

34
Q

Wat doe je bij een coloscopie?

A

Beoordelen/biopteren SCJ en transformatiezone
+ Azijnzuur en lugol kleuring

35
Q

Hoe verlopen CIN 1 & 2?

A
  • CIN 1: 70% regressie binnen 2 jaar
  • CIN 2: 50-70% regressie
36
Q

Wanneer behandel je een CIN?

A
  • CIN III
  • CIN II met voltooide kinderwens
  • Persisterende (> 2 jaar) infectie
37
Q

Wat zijn behandelingen voor CIN cervixcarcinomen?

A

LLETZ, cryocoagulatie, laser, conisatie
+ imiquimod of vaccinatie

38
Q

Wat is het doel van HPV vaccinaties?

A

Primaire preventie, omdat condooms slechts deels beschermen
-> 90% vaccinatie, 70% BVO en 90% behandeling

39
Q

Wat zijn lange termijn complicaties van een conisatie?

A
  • Verlittekening
  • Moeizamere afvoer van menstruatiebloed uitend in buikpijnklachten
  • Verminderde aanmaak cervixslijm, grotere kans op infectie en vroegtijdig breken van vliezen
  • Aantasting van de sluitfunctie van de baarmoederhals: vroeggeboorte