3A1 week 5 HC 1 X-chromosoom Flashcards

1
Q

Hoe kun je chromosomen weergeven?

A

Ideogram: aangekleurde repeats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent homozygoot?

A

Twee identieke genen/allelen
- Door consanguiniteit of een veel voorkomende mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent compound heterozygoot?

A

Twee verschillende mutaties in hetzelfde gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent dubbel heterozygoot?

A

Heterozygote mutatie in twee verschillende genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent hemizygoot?

A

Mutatie in gen dat enkelvoudig aanwezig is
- Bijvoorbeeld X en Y chromosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van spierdystrofie van Duchenne?

A
  • X linked recessieve ziekte in dystrofine gen
  • Vaak jongens tussen 1,5 en 4 jaar
  • 67% maternaal dragerschap, 33% de novo, 14% kiemcel mozaicisme
  • Levensverwachting 30 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn symptomen van Duchenne?

A
  • Moeite met lopen/klimmen/opstaan
  • Pseudohypertrofie kuitspieren, verkorting spieren en pezen
  • Verlamming ademhalingspieren, cardiomyopathie
  • Mentale retardie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er met de twee X-chromosomen in een vrouwelijke cel?

A

X-inactivatie / lyonisatie: 1 actief X-chromosoom, 1 Barr body
- Random tijdens pre-blastocyst stadium
- Inactiverende RNA coating op XIST gen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn pseudoautosomale regio’s?

A

Regio’s op geslachtschromosomen die actief blijven op deze chromosomen ondanks inactivatie
- Op uiteinde van p en q arm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van Barr body’s?

A
  • Geen transcriptie
  • Late replicatie
  • Wel actief tijdens meiose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn voorbeelden van effecten van pseudoautosomale regio’s?

A

Vachtkleuren bij katten en lijnen van Blaschko

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van hemofilie A en B?

A
  • Stollingsfactor VIII (A): 85%
  • Stollingsfactor IX (B): 15%
  • X linked recessief: dochter van patiënt is obligaat draagster
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verschilt de ernst van hemofilie A en B?

A

< 1% functie is ernstig, 1-5% is matig ernstig en 5-40% is mild
- Constante ernst binnen familie
- Wisselende ernst bij draagsters, meestal 60-65% functie (normale stolling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het beleid bij zwangere draagster van hemofilie?

A
  • Bepalen geslacht en stollingswaarde (week 12 en 32-34)
  • Bij jongen en/of stolling < 50% behandeling in hemofilie centrum
  • Bij meisje en > 50% gewoon in 1e lijn
  • Bij jongen en negatief prenataal onderzoek en >50% ook gewoon 1e lijn
    -> LET OP: factor VIII stijgt in zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is incontinentia pigmenti?

A

Afwijking van huid, tanden en nagels
- X linked dominant
- Lethaal voor mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke stadia bestaat incontinentia pigmenti?

A
  • 1: blaarvorming (0-4 maanden)
  • 2: wratachtige uitslag
  • 3: krulvormige maculaire hyperpigmentatie (vanaf 6 maanden)
  • 4: lineaire hypopigmentatie, alopecia, hypodontie, dystroplastische nagels, retinaloslating, mentale retardie
17
Q

Waardoor ontstaat incontinentia pigmenti?

A

Mutatie in NEMO genproduct -> geen activatie NF-kappa-B -> hyperproliferatie en apoptose cellen

18
Q

Waardoor kan incontinentia pigmenti overgeërfd worden?

A
  • Vrouwen: Barr body
  • Mannen: klinefelter etc, milde mutatie of somatisch mozaicisme
19
Q

Hoe noem je de te onderzoeken patiënt in genealogisch onderzoek?

A

Proband

20
Q

Hoe kun je een stamboom weergeven?

A
  • Kwartierstaat: alle directe voorouders
  • Parenteel: alle nakomelingen
21
Q

Wat is een founder?

A

Eerste persoon waarbij een mutatie is gevonden

22
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken voor een identieke mutatie in twee losse families?

A
  • Founder effect
  • Non paterniteit/overspel
  • Enig levensvatbare mutatie in een gen
  • Specifieke mutatie leidt tot specifiek ziektebeeld
  • Gevoeligheid genoom
  • Selectief voordeel van een mutatie
  • Bottle neck
23
Q

Hoe ziet de familiegradering in genaelogisch onderzoek eruit?

A
  • 0e graad: eeneïge tweeling
  • 1e graad: ouders, broers/zussen en kinderen
  • 2e graad: grootouders, oom/tante, half broers/zussen en kinderen van broers/zussen
  • 3e graad: kinderen van oom/tante
24
Q

Hoe verschilt de juridische gradering?

A
  • Broers/zussen: 2e graad
  • Adoptie kind: 1e graad
  • Oom/tante: 3e graad
25
Q

Wat is een reciproke translocatie?

A

Niet-homologe chromosomen wisselen stukken uit
- Grote stukken leiden tot miskramen
- Kleine stukken tot handicaps