12.1 Lagere luchtweginfecties & PD6 Een jonge man met CF en recidiverende luchtweginfecties Flashcards

1
Q

Wat zijn de gevolgen van systemische sclerose?

A
  • Verstrakking van de huid op de handen en gezicht
  • Verbindweefseling slokdarm
  • Longfibrose -> Pulmonale hypertensie
  • Hart en nierproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de symptomen van systemische sclerose?

A
  • Blauwe plekken op nagels
  • Wondjes aan de vingers
  • Raynaud syndroom
  • Pitting scars
  • Digitale ulcera
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de behandeling van systemische sclerose?

A

Immuunsuppressiva:
- Prednison
- Mycofenolzuur
- Cyclofosfamide

Fibroseremmers
Amlodipine (Endotheline 1-antagonist)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waaruit bestaat systemische sclerose?

A
  • Immuuncelactivatie -> Auto-antistoffen
  • Endotheeldisfunctie -> Vasculopathie (Endotheline 1)
  • Fibrosering -> Orgaandisfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is Raynaud verdacht voor een auto-immuunziekte?

A
  • Op latere leeftijd
  • Asymmetrische
  • Ischemische complicaties
  • Nagelriemafwijkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de gevolgen van cystische fibrose?

A
  • Onvruchtbaarheid (Vas deferens)
  • Groeiachterstand en ondergewicht
  • Slechte longfunctie
  • Slechte pancreasfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is cystische fibrose?

A

Afwijking aan CFTR kanaal: Gestoord transport van zouten:
- In zweet geen terugresorptie, hoog NaCL
- In lumen geen chloor, Na en water transport, droog/taai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de genetische kenmerken van cystische fibrose?

A
  • Autosomaal recessief
  • 1/30 drager, 1/3600 ziek
  • Mutatie op chromosoom 7 voor dF508
  • Genetica bepaalt de ernst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaat de diagnostiek van cystische fibrose?

A
  • Zweettest (Hoog NaCl)
  • Genetica
  • Neus/darm slijmvlies potentiaalmeting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat de kliniek van baby’s cystische fibrose?

A

Tractus digestivus klachten:
- Meconium ileus
- Groei achterstand
- Icterus
- Vette ontlasting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waaruit bestaat de kliniek van volwassenen met cystische fibrose?

A

Tractus respiratoirus klachten:
- Recidiverende LWI
- Neuspoliepen
- Haemoptoë
- Cor pulmonale
- Pneumothorax

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn cystische fibrose stigmata?

A
  • Geringe lengtegroei
  • Laag gewicht
  • Trommelstokvingers en horlogeglasnagels
  • Tonthorax
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke infecties komen vaak voor bij cystische fibrose patiënten?

A

S. Aureus en pseudomonas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de therapie van cystische fibrose?

A
  • Chloortransportmodulatoren
  • Voedingstoestand (Eiwitten en elektrolyten)
  • Voorkomen en behandelen infecties
  • Behandelen complicaties (Bijvoorbeeld levercirrose)
  • Fysiotherapie (Sputum ophoesten)
  • Antibiotica
  • Insuline, pancreasenzymen en vetoplosbare vitaminen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de maatschappelijke gevolgen van cystische fibrose?

A
  • Beperkte levensverwachting
  • Achteruitgang gezondheid
  • Veel leefregels
  • Isolement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke typen systemische sclerose zijn er?

A

Limited: Tot onder de ellebogen, lange tijd bestaand, CREST
Diffuus: Boven de ellebogen, orgaandisfunctie

17
Q

Welke antistof is positief bij systemische sclerose?

A

Anti-Scl70

18
Q

Wat zijn de kenmerken bij Community-Acquired Pneumonia (CAP)?

A
  • Het is de belangrijkste doodsoorzaak als gevolg van een infectieuze aandoening
  • Mortaliteitspercentage bedraagt 14%, bij de ICU ligt dit percentage rond de 37%
  • 9% heeft pleurale effusie
  • 1-2% heeft empyeem (Hogere mortaliteit)
  • RIsicofactor voor mortaliteit in PSI score
  • Mortaliteitsrisico is 3,4x groter bij unilateraal pleuravocht
  • Kan besmettelijk zijn, maar wordt vaak opgelopen door aspiratie (Bacteriën doorslikken)
19
Q

Wat is het belangrijkste afweersysteem?

A

Innate defense:
- Hoestreflex
- Mucociliaire klaring
- Anti-microbiële eigenschappen van het mucosale oppervlak (slgA)

Humorale immuunsysteem -> Antistoffen (IgG)
Cellulaire immuunsysteem

20
Q

Wat zijn de symptomen van een lage luchtweginfectie?

A
  • Hoesten, met of zonder slijmopgave
  • Koorts
  • Kortademigheid
  • Er zijn altijd consolidaties te zien op een Thoraxfoto
21
Q

Wat is belangrijk om te weten tijdens de anamnese bij verdenking op pneumonie?

A
  • Tijdsduur (Acuut vaak opname, langere duur naar de huisarts toe)
  • Ernst van de klachten
  • Verwekker van de pneumonie

Diagnostiek is belangrijk om zo goed mogelijk te weten welke ziektebeeld er wordt behandeld en de antibioticabeleid kan erop worden aangepast

22
Q

Wat kan de verwekker van pneumonie zijn en wat zijn de bijbehorende kenmerken?

A
  • S. Pneumoniae 40% (Acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen)
  • Mycoplasma 8% (Griepachtig beeld, hoofdpijn, spierpijn, niet zo ziek, jonge mensen (<45 jaar) zonder co-morbiditeit)
  • H. influenzae 10% (Mild beloop, groenig sputum, minder hoge koorts, COPD of andere co-morbiditeit)
  • Legionella 5% (Acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen. Oude hotels in warme landen, sauna, zwembaden)
  • S. Aureus 5% (Acuut, thoracale pijn, bloederig sputum, koude rillingen. Vaak gaat griep aan vooraf)
  • Chlamydia 1% (Griepachtig beeld, hoofdpijn, spierpijn, niet zo ziek, jonge mensen (<45 jaar) zonder co-morbiditeit)
23
Q

Wat is belangrijk om te bekijken tijdens het Lichamelijk Onderzoek bij verdenking op pneumonie?

A
  • Helder/verward (Delier, ernstig tegen)
  • Kortademig/O2 saturatie
  • RR/Pols/Temperatuur

Passend bij pneumonie:
- Crepitaties (Knisper bij inademen -> Wijst op pneumonie)
- Verscherpt ademgeruis (Bij ernstig pneumonie)
- Gedempte percussie

24
Q

Welke aanvullend onderzoek wordt er gedaan bij verdenking op pneumonie?

A
  • Lab: Leukocyten + Diff, CRP, leverenzymen en nierfunctie
  • X-thorax
  • Arteriële bloedgasanalyse
  • ECG
  • Sputum: kweek
  • Legionella/pneumococcen urine antigeen sneltest
  • Bloedkweken

Optioneel:
- Serologie -> Voor Mycoplasma, chlamydia, legionella, viraal
- Pleurapunctie bij pleuravocht -> Gram en kweek (pH </= 7.2 sensitief in voorspellen lokettering)
- Bronchoscopie (Vooral op IC)
- CT-scan (Bij verdenking op LE)

25
Q

Wat is de CURB-65 score (AMBU-65 score)?

A
  • C: Confusion
  • U: Ureum > 7
  • R: Respiratory rate (Ademhaling) >28/min
  • B: Blood pressure -> Systole <90 of diastole RR <60
  • 65: 65 jaar of ouder

0-1 punten -> Thuis behandelen
2 punten -> Korte opname
3 of meer -> Opname/ICU

26
Q

Hoe worden de verschillende verwekkers van pneumonie behandeld?

A
  • Penicilline -> Pneumococ
  • Cefuroxim -> Pneumococ + H. influenzae
  • Quinolonen (Ciproxin, moxifloxacin, levofloxacin) -> Legionella, H. influenzae
  • Macroliden (Azithromycine, Erythromycine) -> Legionella, mycoplasma, chlamydia, pneumococ (Bij milde pneumonie gegeven)
  • Floxapen/Augmentin/Levofloxacin -> Staphylococ
27
Q

Wat is het AB-beleid?

A
  • CURB 0-2 -> Behandelen met Amoxicilline (Pneumococ)

Severe CAP (CURB 3-5):
- Afdeling -> Cephalosporine gegeven (Cefuroxim)
- ICU -> Cephalosporine + Ciproxin of Monotherapie Moxifloxacin/Levofloxacin gegeven voor Pneumococ, Legionella, S. Aureus

28
Q

Hoe lang moet er behandeld worden?

A

Bij Severe CAP (CURB-65 -> 3-5) dan binnen 4 uur

Het verschilt per verwekker:
- S. Pneumoniae: 5-7 dagen
- S. Aureus: 7-14 dagen
- M. Pneumoniae: 7-14 dagen
- Legionella: 7-14 dagen

Bij therapie falen moet er worden gekeken of het niet een andere verwekker is, resistentie is of het een andere ziekte is. En dan moet er opnieuw worden gekweekt, AB uitbreiden, bronchoscopie of CT-thorax worden gedaan

29
Q

Wat zijn de kenmerken van de drainage?

A
  • pH </= 7.2
  • Bij empyeem (Vinden van pus in pleuravocht en/of 1 of meerdere bacteriën)
  • Loketten
  • Grote hoeveelheid vocht
30
Q

Welke behandeling kan er worden toegepast als drainage niet werkt?

A
  • Fibrinolytica -> Alteplase/dornase intrapleuraal 3 dagen
  • Chirurgie -> Indien geen verbetering op fibrinolytica
  • Behandelingsduur AB -> 4-6 weken