ZO 2.1 Ontstekingsmediatoren Flashcards

1
Q

Welke ontstekingsmediatoren komen direct vrij na synthese en welke komen vrij uit opslag?

A

Uit opslag:
- lysosomale enzymen
- serotonine
- histamine
Direct na synthese:
- stollingsfactoren
- cytokines en chemokines
- cortisol
- acuutfase-eiwitten
- NO
- ROS
- prostaglandinen
- leukotriënen
- complementfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verklaar waarom de tijd tussen contact met een allergeen en respons erop zo kort is, bij een allergische reactie.

A

Ontstekingsmediatoren zoals histamine zijn al aangemaakt en opgeslagen in de granula van mestcellen. Door binding van antigeen-IgE complexen aan IgE receptoren worden mestcellen geactiveerd. Hierop volgt een snelle uitstoot van de inhoud van de granula. Dit gebeurt soms in grote hoeveelheden en mede daardoor met systemische effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt de reactie met NO en ROS?

A

Componenten van het NADPH-oxidase enzymcomplex worden samengebracht en associëren met de membraan van het fagosoom. Dit complex zet moleculair zuurstof om in superoxide (O2*). Dit is het begin van een cascade, waarin reagentia worden gemaakt met een sterk microbicide werking. Dit is weergegeven in het schema hiernaast.
Vooral in combinatie met stikstofradicalen ontstaan producten met een dodelijke werking voor micro-organismen. Deze stikstofradicalen worden gemaakt door een enzym dat vooral in macrofagen tot expressie kan worden gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke schade kunnen zuurstofradicalen veroorzaken?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke enzymen en anti-oxidanten zijn er om schade door ROS te voorkomen?

A

Daarom brengen alle levensvormen beschermende enzymen zoals superoxide dismutase, katalase en/of glutathion-peroxidase tot expressie. Daarnaast zijn moleculen als vitamine E, -C en -A, en beta-caroteen belangrijke anti-oxidanten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de fysiologische functies van ROS en NO?

A

Daarnaast hebben zuurstof- en stikstofradicalen, in veel lagere concentraties, ook fysiologische functies.
ROS concentraties bepalen in belangrijke mate de redox-status van de cel en induceren genexpressie van anti-oxidatieve enzymen, maar ook van andere ontstekingsmediatoren zoals cytokines en chemokines.
Ze doen dit door zgn. redox-sensors te modificeren, die vervolgens een signaleringscascade in gang zetten.
Stikstofmonoxide (NO) wordt niet alleen geproduceerd door iNOS, maar ook door vergelijkbare enzymen in endotheel- en zenuwcellen (resp. eNOS en nNOS). In zenuwcellen werkt het als neurotransmitter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de fysiologische functie van NO in de vaatwand?

A
  • het stimuleert vasodilatatie
  • het zorgt voor relaxatie van gladde spiercellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat hebben ROS te maken met IL-1beta?

A

Zuurstofradicalen activeren ook het NLRP3 inflammasoom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt het Chédiak-Higashi syndroom (CHS) veroorzaakt?

A

Chédiak-Higashi syndroom (CHS): als gevolg van een mutatie in het LYST gen is de intracellulaire mobiliteit van organellen verstoord. Hierdoor vindt geen fusie plaats van lysosomen met fagosomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe wordt Chronische granulomateuze ziekte (CGD) veroorzaakt?

A

er is een verminderde oxidatieve burst als gevolg van een genetisch defect in een van de componenten van het NADPH-oxidase complex. Dus defect in de productie van ROS. Omdat gefagocyteerde micro-organismen moeilijker worden gedood ontstaan granulomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt Leukocyt adhesie deficiëntie type 1 veroorzaakt?

A

er is een defect in de integrine beta2-keten (CD18). Hierdoor is de adhesie van leukocyten aan het endotheel verstoord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de verschillende arachidonzuurmetabolieten?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom wil je als je ontsteking wilt remmen niet lipoxygenase remmen?

A

Remming van lipoxygenase zou juist de productie van ontstekingsremmende lipoxinen blokkeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de andere anti-inflammatoire effecten van cortico-steroïden?

A

Behalve de remming van fosfolipase A2 hebben corticosteroïden nog andere anti-inflammatoire effecten. Zo remmen ze de proliferatie van lymfocyten en blokkeren ze de activatie van transcriptiefactor NF-kB.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verband tussen remming van lymfocytenproliferatie en remming van inflammatie?

A

Proliferatie van lymfocyten is de uitkomst van de adaptieve immuunrespons. Lymfocyten zijn, vooral door hun grote aantallen, belangrijke producenten van pro-inflammatoire cytokines zoals TNF, IL-6 en IFN-gamma. Als lymfocyten in de perifere weefsels antigeen-specifiek worden geactiveerd, dragen ze op die manier bij aan de ontstekingsreactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is het blokkeren van NF-kB activatie een goede manier om ontsteking te remmen?

A

NF-kB is de primaire transcriptiefactor die in zowel aangeboren als adaptieve immuunresponsen wordt geactiveerd. NF- kB stimuleert de transcriptie van proinflammatoire cytokines zoals IL-1, TNF en IL-6.

14
Q

Hoe zorgen NSAID’s voor maagpathologie?

A

In de maag is het prostaglandine-synthetiserende enzym COX-1 constitutief actief. Prostaglandinen remmen de secretie van maagsap en stimuleren juist secretie van bicarbonaat. Zo beschermen prostaglandinen de maagwand.
In ontstekingscellen wordt juist COX-2 activiteit gestimuleerd door een ontstekingsprikkel. Hierdoor geproduceerde prostaglandinen hebben een direct effect op bloedvaten en stolling.
Remming van prostaglandinesynthese door aselectieve COX-1 / -2 remmers zoals aspirine blokkeert niet alleen de ontstekings-gerelateerde productie maar ook de maag-beschermende effecten.

15
Q

Wat produceert COX-1 en wat produceert COX-2? En wat gebeurt er als je selectief COX-2 remt?

A

COX-1 zorgt voor tromboxaan en COX-2 voor prostaglandine. Door het selectief remmen van COX-2 blijft de activiteit van COX-1 intact, en kan van activiteit van tromboxaan leiden tot vasoconstrictie en de vorming van stolsels.

16
Q

Wat is de acute fase reactie? En welke 3 cytokinen zijn daarvoor de belangrijkste stimuli?

A

Bij systemische ontstekingsreacties is er meestal na ongeveer 24 uur sprake van een zgn. acutefase-reactie. Dit is de systemische respons die optreedt als de concentratie van bepaalde pro-inflammatoire cytokines boven een bepaalde drempelwaarde komt. Dit uit zich onder meer in een verhoogde temperatuur en de productie van zogenaamde acutefase eiwitten door de lever.
IL-1, IL-6, TNF-alfa

17
Q

Welke eigenschappen van acutefase eiwitten zoals CRP, SAP, Complement en MBL passen bij het concept ‘innate antibodies’?

A

Net als immunoglobulinen met de juiste specificiteit binden de genoemde eiwitten direct aan het oppervlak van micro-organismen. Daarmee neutraliseren ze deze, en activeren de complementcascade. Binding aan receptoren op fagocyten maakt het makkelijker om deze partikels op te nemen (opsonisatie).

18
Q

Wat houdt de stollingscascade in van de plasma mediatorsystemen?

A

Geactiveerde Hagemanfactor zorgt, via een aantal tussenstappen, voor de omzetting van pro-trombine in trombine. Trombine zet het oplosbare fibrinogeen om in fibrine, waardoor een stolsel gevormd wordt.

19
Q

Wat houdt de kininecascade in van de plasma mediatorsystemen?

A

Geactiveerde Hagemanfactor medieert de omzetting van prekallikreïne in kallikreïne. Kallikreïne zorgt er vervolgens voor dat high-molecular weight kininogeen wordt omgezet in bradykinine. Bradykinine veroorzaakt vasodilatatie, verhoogt de permeabiliteit van endotheel, veroorzaakt contractie van glad spierweefsel in de bronchiën en pijn.

20
Q

Wat houdt het fibrinolytisch systeem in van de plasma mediatorsystemen?

A

Geactiveerde Hagemanfactor medieert de omzetting van prekallikreïne in kallikreïne. Kallikreïne zet plasminogeen om in plasmine, dat op zijn beurt fibrine afbreekt tot fibrinolyseproducten. Deze producten zorgen voor toegenomen vasculaire permeabiliteit en zijn chemotactisch voor leukocyten.

21
Q

Wat houdt de complementcascade in van de plasma mediatorsystemen?

A

Geactiveerde Hagemanfactor zorgt voor de omzetting van prekallikreïne in kallikreïne. Kallikreïne zet plasminogeen om in plasmine. Plasmine kan vervolgens C3 activeren, waarbij C3a en C3b wordt gevormd. C3a veroorzaakt vasodilatatie en verhoging van de doorlaatbaarheid van vaten voor eiwitten en vocht.
Overigens is dit niet de dominante route waardoor complement wordt geactiveerd. Die verloopt via de klassieke route (binding van C1q aan Ig gebonden aan antigeen), de lectine route (binding van mannose-bindend proteïne aan b.v. een micro-organisme) of de alternatieve route (C3b vormt met Bb een C3-activerend complex).

22
Q

Op welke tijd na de ontstekingsprikkel worden onderstaande mediatoren (in verhoogde mate) vrijgemaakt?

A