HC 2.5 Immunoglobulinen 2 Flashcards
Wat gebeurt er als de B-cellen in de circulatie terecht komen?
Dit is wat er gebeurt als de B-cellen in de circulatie zijn. Dit proces is uniek voor B-cellen. Ze ondergaan namelijk nog een extra modificatie in de kiemcentra die zich bevinden in de follikels van de lymfeklieren. Als ze een antigeen zien gaat de meerderheid differentiëren in het kiemcentrum, maar het kan ook buiten het kiemcentrum gebeuren. Het einde van de differentiatie heeft als gevolg dat we geheugencellen en plasmacellen hebben.
Wat gebeurt er met de geheugencellen als ze weer worden blootgesteld aan het antigeen?
Het proces met de geheugencellen (differentiatie in de kiemcentra), kan opnieuw begin met nieuwe blootstelling. Op die manier krijgen ze steeds verdere finetuning van hun antigeenherkenning.
Waar in de lymfeklier treden er veel cellen uit de bloedbaan?
In de hoog endotheliale venule treden veel cellen uit de bloedbaan, en dit speelt een belangrijke rol bij de herkenning van antigenen.
Wat is de kiemcentrumreactie?
Je kunt in de kiemcentrum een lichte en donkere zone herkennen. In de donkere zone zitten meer cellen op elkaar. In de donkere zone zitten heel veel lymfocyten op elkaar, getriggerde B-cellen komen daar de kiemcentra in, daar zitten ook helper T-cellen bij. In de donkere zone ondergaan de B-cellen proliferatie, somatische hypermutatie en isotype switching. Vervolgens kruipen de cellen verder naar de lichte zone, waar selectie en differentiatie plaatsvindt. In de lichte zone zitten ook FDC’s en macrofagen.
Waarom zijn er T-helpercellen nodig in de kiemcentrumreactie?
B-cellen hebben een tweede signaal nodig naast antigeenherkenning om geactiveerd te raken, dit 2e signaal is afkomstig van CD4+ Th-cellen. De T-helpercel doet dit door herkenning van het antigeen door een combinatie van een MHC klasse II molecuul en een peptide. Een B-cel kan werken als antigeen presenterende cel, en kan peptides aanbieden aan de T-cel, waardoor de T-cel heel specifiek geactiveerd wordt. Maar de T-cel geeft via hele andere moleculen het signaal door aan de B-cel: hierbij speelt CD40L (op de T-cel) en CD40 (op de B-cel) een rol. Hierdoor wordt de B-cel geactiveerd.
Wat zijn FDC’s?
Dendritische cellen, die een soort antigeen-presenterende functie hebben, om te testen of de B-cellen die een beetje veranderd zijn nog goed genoeg antigenen kunnen herkennen.
Wat gebeurt er met een B-cel nadat die een antigeen heeft herkend?
- De B-cel kan plasmacel worden (RNA-niveau)
- Somatische hypermutaties (DNA-niveau)
- Isotype switching (DNA-niveau)
Hoe kan een B-cel een plasmacel worden?
B-cel kan een plasmacel worden: heeft geen Ig meer op het membraan, maar scheidt dit uit. Dit gebeurt op het niveau van transcripten (mRNA). Met behulp van alternatieve splicing wordt het stukje dat zorgt voor membraan-ankering eraf gehaald.
Hoe werken somatische hypermutaties?
Subtiele veranderingen in het bindend domein (somatische hypermutaties): deze veranderingen vinden plaats in het variabele domein, elke verandering kan daarin gevolgen hebben of het antigeen nog wel of niet goed herkend kan worden. Daarom moet er een selectie optreden, dit gebeurt via de folliculair dendritische cellen (FDC).
FDC presenteren geheel antigeen via:
- Fc receptoren met immuuncomplexen(Ab-Ag)
- Compl. receptor type 3 (CD21, CD35) enC3b
Dit biedt de FDC dus aan, aan de B-cellen, als ze daarmee binden worden ze positief geselecteerd. De mutaties die ontstaan over de tijd, vinden we vooral terug op de CDR gebieden. Er vindt selectie plaats op de betere antigeenbinding, dit noemen we affiniteitsrijping.
Hoe werkt isotype switching?
Isotype switching: dit vindt plaats in het constante deel van de zware keten. Er bevindt zich een stuk DNA voor alle constante domeinen (aangegeven met een bolletje en S: switch regio). Door homologe recombinatie paren vergelijkbare stukken DNA met elkaar, hierdoor gaat de ene aan elkaar vastzitten. Alles wat ertussen zit wordt er als cirkel tussenuit geknipt. Dus: V(D)J exon koppelt door RNA splicing aan ander C exon → ander isotype.
Welke enzymen zijn bij isotype switching betrokken?
Activatie geïnduceerd deaminase (AID): dubbelstrengs DNA-breuken en Uracil-N-glycosylase (UNG): reparatie DNA-breuken. Patiënten die in 1 van deze enzymen een mutatie heeft kunnen alleen IgM antistoffen aanmaken. Dit heeft consequenties omdat niet elke antistof dezelfde functie heeft.
Wat is het gevolg van een CD19 defect?
Heeft tot gevolg hypogammaglobulinemia, wel rijpe B-cellen, kleine kiemcentra, verlaagde geheugen B-cellen, defect in BCR signalering
Wat is de rol van CD19?
CD19 reguleert de B-celactivatie, dat doet het in een complex met andere moleculen (CD21, CD81, CD225). Het CD19-complex zorgt ervoor dat als er een signaal binnenkomt op de BCR dat deze wordt versterkt. Met name de herhaalde activatie verloopt niet optimaal. Je ziet dat de respons bij de patiënten na nieuwe blootstelling aan het antigeen niet toeneemt.
Wat is het gevolg van een fout in de CD40-CD40L interactie? En wat is daar een klassiek voorbeeld van?
De gevolgen van een fout in de CD40-CD40L interactie zijn: hyper-IgM syndroom, class switch defect, wel rijpe B cellen, geen kiemcentra, verlaagde geheugen B cellen. Het defect: somatische hypermutatie, Ig klasse switch. Dus doordat er een fout zit in of CD40 of CD40L ondergaat de B-cel niet de somatische hypermutatie en de Ig klasse switch.
Klassiek voorbeeld:
- CD40L deficiëntie
- X-linked hyper-IgM syndroom: hoog serum IgM en geen IgG en IgA
Welke marker gebruiken we voor geheugencellen?
CD27