HC 1.2 Overzicht immunologie Flashcards
Welke rol speelt het afweersysteem bij de volgende patiënten?
1. Skiër met een gebroken been
2. Man met hartinfarct
Een skiër met een gebroken been daarbij is het afweersysteem beschermend betrokken. Door de weefselschade wordt het afweersysteem geactiveerd, de weefselschade moet worden opgeruimd. Deze rol is beschermend en zorgt voor herstel.
Bij een man met een hartinfarct is het afweersysteem pathogeen en beschermend actief. Eerst komt er een ontstekingsreactie op gang waardoor de schade erger wordt, daarna gaat het om in herstel van het weefsel: nieuwe bloedvaten worden gevormd en schade wordt opgeruimd.
Wat zijn de functies van het immuunsysteem?
- Onderhouden en herstellen van homeostase
- Afweer tegen pathogenen micro-organismen en schadelijke stoffen
Wat zijn triggers waardoor het afweersysteem geactiveerd kan worden?
Exogeen infectieus: virussen, bacteriën, fungi, wormen, protozoa (eencelligen). Exogeen niet-infectieus: zwangerschap, allergeen, (allo-)transplantaat, toxine. Endogeen: trauma: brandwond, botbreuk of UV-straling.
Wat is de respons van het immuunsysteem op fysiologische stress/status?
Belangrijkste rol van het immuunsysteem is het herstellen en handhaven van homeostase. In samenwerking met endocrien systeem en zenuwstelsel: cytokines, hormonen en neurotransmitters. Samen werken ze tegen de stressor zodat de homeostase wordt behouden. Samen met de microbiota treden ze op tegen de stressor en is het nodig voor de handhaving van homeostase.
Wat kan er gebeuren als er schade op treedt? Door bijvoorbeeld: infectie, toxines, trauma of ischemie?
Schade treedt op: de twee takken van het afweersysteem (innate en adaptieve immuniteit) worden geactiveerd. Innate immuniteit veroorzaakt een inflammatie, de innate immuniteit kan adaptieve immuniteit veroorzaken: direct of via inflammatie. De adaptieve immuniteit kan ook zorgen voor extra schade, als het bijvoorbeeld niet goed wordt aangezet, dan kan het zorgen voor chronische ontsteking. Innate immuniteit en/of adaptieve immuniteit kunnen de schade remmen.
Hoe kan het immuunsysteem reageren op herkenning?
Het immuunsysteem kan met vele dingen in aanraking komen: dan bedenkt het afweersysteem of het wel of geen respons geeft. De respons die het afweersysteem kan geven is: aanvallen door doden, opruimen of afschermen. Daarnaast kan het immuunsysteem ook iets negeren. Negeren kan soms heel belangrijk zijn: bijvoorbeeld bij allerlei moleculen die in de lucht kunnen worden herkend.
Wat is het verschil tussen apoptose en necrose? Waarom treedt er geen immunologische reactie op tijdens de zwangerschap? En waarom breekt het lichaam geen tumorcellen af?
Een cel die door apoptose sterft, wekt geen ontstekingsreactie op. Een cel die door necrose sterft, doet dat wel. Een foetus is 50% lichaamsvreemd. Tijdens de zwangerschap is het immuunsysteem lokaal onderdrukt. Ook wil het lichaam tumorcellen afbreken, maar dit kan onderdrukt worden door stoffen die de tumorcellen kunnen uitscheiden.
Wat zijn de innate barrières tegen infectie?
- Mechanisch: epitheelcellen of oppervlak dat voortdurend in beweging is, zoals lucht, trilharen en vloeistof.
- Chemisch: vetzuren, zout, lage pH, enzymen, antimicrobiële peptiden (defensines)
- Microbiologisch: microbiota. Commensale bacteriën: concurreren voor voedingstoffen kolonisatieresistentie. Hierdoor kunnen bacteriën niet vestigen.
Welke verschillende lagen van afweer zijn er?
- Innate (direct beschikbaar): insult (bv. infectie) -> effectors -> resolutie (binnen vier uur). Afweer is meteen beschikbaar.
- Innate-geactiveerd (geïnduceerd): insult -> ontsteking -> effectors (bv. granulocyten) -> resolutie (vier tot 96 uur). De afweer moet dus worden geactiveerd.
- Adaptief: insult -> ontsteking -> activatie lymfocyten -> proliferatie -> resolutie (na 96 uur)
Waardoor kan schade ontstaan en wat is daarvan het gevolg?
Schade kan ontstaan door toxiciteit, trauma, infectie, ischemie of auto-immuniteit. Dit leidt tot het vrijkomen van exogenen of (veranderde) endogene moleculen. Dit wordt in eerste instantie herkend door de aangeboren afweer (onder andere het parenchym, macrofagen en mestcellen) en daarna ook door de adaptieve afweer. Dit leidt samen tot een acute ontsteking.
Uit welke cellen bestaan het innate en adaptieve afweersysteem?
Er is een fundamenteel verschil tussen de cellen van de aangeboren en de verworven afweer. De aangeboren afweer bestaat onder andere uit macrofagen en de verworven afweer bestaat uit B- en T-lymfocyten. Innate: macrofagen, dendritische cellen, monocyten, granulocyten en innate lymfoide cellen (ILC). De manier waarop de receptor (die de herkenning uitvoert) tot stand komt, verschilt tussen beide soorten afweer.
Wat zijn de kenmerken van het innate afweersysteem?
De innate respons wordt aangezet met een receptor voor herkenning. De codering voor deze receptor staat vast in het genoom (= genoom-gecodeerde receptoren). Het is een niet-klonale respons, het geeft een snelle reactie, het is in alle individuen aanwezig. Het heeft geen geheugen, het innate respons herkend wel patronen.
Wat zijn de kenmerken van het adaptieve afweersysteem?
De adaptieve respons wordt aangezet door een gearrangeerde receptor, een receptor die in elkaar gezet is met verschillende gensegmenten (= gearrangeerde receptoren). Het is een klonale respons. Het is een langzame reactie, omdat de cellen moeten delen. Het is verschillend per individu, er vindt toename van de adaptieve respons plaats door geheugen, er is sprake van specifieke herkenning. Verschillende combinaties van gensegmenten zorgen voor de diversiteit van het adaptieve afweersysteem.
Waarvoor staat PRR, PAMP, DAMP en MAMP?
Innate immuunresponsreceptoren (PRR = pattern recognition receptors), die in een genoom gecodeerd zijn, herkennen moleculaire patronen:
- PAMP: pathogen-associated molecular patterns
- DAMP: damage- of danger-associated molecular patterns
- MAMP: microbe-associated molecular patterns
Waar ontwikkelen de B- en T-cellen zich? En wat zijn de primaire en secundaire lymfoïde organen? En wat zijn hun rollen?
B-lymfocyten en T-lymfocyten ontwikkelen zich in het beenmerg. De T-lymfocyten rijpen zich uit in de thymus. Het beenmerg en de thymus zijn de primaire lymfoïde organen voor de vorming van immuuncellen. Secundaire lymfoïde organen zijn lymfeklieren, milt, plaques van Peyer (in de darm), lymfoïd weefsel in darm, longen en neus en de tonsillen. In de secundaire lymfoïde organen wordt het adaptieve afweersysteem geactiveerd. De triggers moeten daar naartoe via het lymfestelsel.
Lymfocyten komen via de ductus thoracicus weer terecht in de bloedbaan (migratie/homing), ze gaan naar de plek waar de infectie zit. Lymfocyten migreren langs de lymfoïde organen (lymfocyten recirculatie). Milt vooral een rol bij pathogenen die in het bloed zitten.