Werkingsmechanisme van systemische therapie Flashcards

1
Q

neoadjuvante therapie

A

behandeling voorafgaand aan operatie (operatie is al wel mogelijk)

bij een resectabele ziekte
behandelduur is beperkt (weken)
je doet GEEN respons evaluatie (tenzij daar indicaties voor zijn)
altijd het definiteive vervolgplan uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

inductiebehandeling

A

behandeling om operatie mogelijk te maken

vb bij oesophaguscarcinoom of gemetastaseerd CRC)

zo intensief mogelijk behandelen met beperkte behandelduur (weken), maar langer als dat nodig is
ALTIJD respons evaluatie

vervolgplan is onzeker, als er respons is dan volgt vaak hierna operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

adjuvante behandeling

A

volgend op een in opzet curatieve primaire behandeling (operatie)

dit doe je om ‘rondfietsende tumorcellen’ te doden

behandelduur is wisselend, kan wel tot 3 jr duren
geen responsevaluatie, want dit kan je niet zien op beeldvorming

resultaat van behandeling zie je aan de hand van ziektevrije en totale overleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cytotoxische chemotherapie (cel killers)

A

chemo grijpt het beste aan op snel delende cellen (effect is hiervan het beste)

grijpen aan op DNA en RNA processen en zorgen voor schade–> cel gaat dood

topoisomerase remmers: zorgen voor dubbelstrengs DNA breuken in S-fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

combinatietherapie bij chemo en toxiciteit

A

dit zorgt voor betere effectiviteit (en meer toxiciteit)

om toxiciteit te verminderen: dosering aanpassen ahv lengte en gewicht

bij chemo vaak cumulatieve toxiciteit: in het begin zijn bijwerkingen verdragelijk, maar doordat middelen bij elkaar worden gedaan en therapie steeds herhaald wordt–> bijwerkingen steeds erger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vroege en late bijwerkingen cytotoxische middelen

A

vroege bijwerkingen:
effect op snel delende weefsels: beenmerg, maag-darm slijmvlies en haren
meestal dosis afhankelijk, dosis beperkend
soms levensbedreigend/soms geen klachten
meestal reversibel

late bijwerkingen:
effect op traag delende weefsels

hart, longen, nieren, zenuwbanen, lever

vaak zijn effect nog (deels) reversibel, maar soms dodelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kankercel specifieke therapie (receptoren of targets)

A

grijpen aan op de transmembraanreceptor

mab (monoclonal antibodies): werken op extracellulaire deel, zijn grote moleculen, dus worden via infuus toegediend

nib: werken op het intracellulaire deel, dit zijn pilllen

mab’s en nib’s zijn veel specifieker dan chemo. De aanwezigheid van bepaalde receptoren moet wel eerst worden aangetoond, bv met immunohistochemie

chemo samen met nib–> werkt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hormoontherapie

A

weinig tumoren zijn geschikt

werkt wel bij mammacarcinoom of prostaatcarcinoom

zeer goed verdraagbaar, omdat het alleen op target inwerkt

eerst moet wel receptor aangetoon worden

NOOIT chemo en hormonale therapie samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

immuuntherapie

A

doel: blokkade van immuunsysteem door de tumor op te hebben en het immuunsysteem
stimuleren om tumorcellen aan te vallen

wordt gebruikt in palliatieve en (neo) adjuvante setting

steeds meer wordt het gebruikt in combi met chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly