Werkingsmechanisme van systemische therapie Flashcards
neoadjuvante therapie
behandeling voorafgaand aan operatie (operatie is al wel mogelijk)
bij een resectabele ziekte
behandelduur is beperkt (weken)
je doet GEEN respons evaluatie (tenzij daar indicaties voor zijn)
altijd het definiteive vervolgplan uitvoeren
inductiebehandeling
behandeling om operatie mogelijk te maken
vb bij oesophaguscarcinoom of gemetastaseerd CRC)
zo intensief mogelijk behandelen met beperkte behandelduur (weken), maar langer als dat nodig is
ALTIJD respons evaluatie
vervolgplan is onzeker, als er respons is dan volgt vaak hierna operatie
adjuvante behandeling
volgend op een in opzet curatieve primaire behandeling (operatie)
dit doe je om ‘rondfietsende tumorcellen’ te doden
behandelduur is wisselend, kan wel tot 3 jr duren
geen responsevaluatie, want dit kan je niet zien op beeldvorming
resultaat van behandeling zie je aan de hand van ziektevrije en totale overleving
cytotoxische chemotherapie (cel killers)
chemo grijpt het beste aan op snel delende cellen (effect is hiervan het beste)
grijpen aan op DNA en RNA processen en zorgen voor schade–> cel gaat dood
topoisomerase remmers: zorgen voor dubbelstrengs DNA breuken in S-fase
combinatietherapie bij chemo en toxiciteit
dit zorgt voor betere effectiviteit (en meer toxiciteit)
om toxiciteit te verminderen: dosering aanpassen ahv lengte en gewicht
bij chemo vaak cumulatieve toxiciteit: in het begin zijn bijwerkingen verdragelijk, maar doordat middelen bij elkaar worden gedaan en therapie steeds herhaald wordt–> bijwerkingen steeds erger
vroege en late bijwerkingen cytotoxische middelen
vroege bijwerkingen:
effect op snel delende weefsels: beenmerg, maag-darm slijmvlies en haren
meestal dosis afhankelijk, dosis beperkend
soms levensbedreigend/soms geen klachten
meestal reversibel
late bijwerkingen:
effect op traag delende weefsels
hart, longen, nieren, zenuwbanen, lever
vaak zijn effect nog (deels) reversibel, maar soms dodelijk
kankercel specifieke therapie (receptoren of targets)
grijpen aan op de transmembraanreceptor
mab (monoclonal antibodies): werken op extracellulaire deel, zijn grote moleculen, dus worden via infuus toegediend
nib: werken op het intracellulaire deel, dit zijn pilllen
mab’s en nib’s zijn veel specifieker dan chemo. De aanwezigheid van bepaalde receptoren moet wel eerst worden aangetoond, bv met immunohistochemie
chemo samen met nib–> werkt niet
hormoontherapie
weinig tumoren zijn geschikt
werkt wel bij mammacarcinoom of prostaatcarcinoom
zeer goed verdraagbaar, omdat het alleen op target inwerkt
eerst moet wel receptor aangetoon worden
NOOIT chemo en hormonale therapie samen
immuuntherapie
doel: blokkade van immuunsysteem door de tumor op te hebben en het immuunsysteem
stimuleren om tumorcellen aan te vallen
wordt gebruikt in palliatieve en (neo) adjuvante setting
steeds meer wordt het gebruikt in combi met chemo