Rol van cel - cel contact bij tumorgenese Flashcards
basaalmembraan
membraan waar epitheelcellen op liggen
Bestaat uit collageen type 4 en lamine
Integrines verbinden de basaalmembraan met de epitheelcellen
In het bindweefsel liggen ook nog fibroblasten, lymfocyten, bloedvaatjes, zenuwtakken en macrofagen
extracellulaire matrix (ECM)
ECM is tussencelstof. Bestaat uit collageen type 1, elastine, fibronectine, proteoglycanen en cellulaire componenten (fibroblasten, bloedvaten, zenuwen, macrofagen enz.)
Zorgt voor stevigheid en compartimentalisatie van cellen, weefsels en organen en heeft invloed op cel gedrag
bestaat uit basaalmembraan en interstitiele matrix
Epitheelcellen kunnen ECM aansturen, kankercellen die door het basaalmembraan heen zijn gegroeid(invasie) kunnen dit overnemen
verschillende hechtingen van epitheelcellen
tight junctions= afsluitende verbindingen
adherend junctions/adhesion belt/belt desmosomen(cel-cel verbinding)= via actine filamenten
desmosomen(cel-cel verbinding)= via intermediar filamenten
gap junctions (kanaal)= doorlaten van water en moleculen
hemidesmosomen(cel-basaalmembraanverbinding)= binding van intermediaire filamenten en actine met de ECM
E-cadherine
cel-cel verbindingen bij adherend junctions en desmosomen verlopen via E-cadherine
homomeer
E-cadherine van de ene cel bindt aan E-cadherine van de andere cel (soort ritssluiting).
E-cadherine gaat door de celmembraan heen en is verbonden aan het cytoskelet. In desmosomen gebonden is dat aan intermediair filamenten en in adherente junctions met actine-filamenten.
via b-catenine is e-cadherine gekoppeld aan het cytoskelet (intermediair filamenten of actine)
functie van E-cadherine is calcium afhankelijk, dit bindt aan het extracellulaire gedeelte
E-cadherine remt uitzaaiingen van kankercellen, verlies van E-cadherine is vaak betrokken bij metastasering
soorten cel adhesie receptoren
homotypische/homofiele adhesie: dezelfde moleculen binden aan elkaar. bijv. Cadherine-cadherine binding
heterotypisch/heterofiele adhesie: verschillende moleculen binden aan elkaar. bijv. selectines, integrines en mucines. Dit komt vaker voor
Integrine
betrokken bij cel met basaalmembraan of ECM interactie = hemidesmosomen
Het is een dimeer wat is opgebouwd uit een alfa en beta keten
Ze binden aan RGD sequentie (arginine, glycine-aspertaat zur) en zijn hierdoor specifiek
Naast de verbindende functie kunnen ze ook signaal transductie doen voor groeiregulatie
ze koppelen aan het cytoskelet in de cel
integrines zijn vorm van heterotypische adhesie
tumorigenese (van normaal tot metastase)
- normaal: proliferatie en differentiatie van epitheel (cel-cel en cel-ECM adhesie intact)
- dysplasie: gestoorde differentiatie en proliferatie (verminderde cel-cel en cel-ECM adhesie)
- carcinoma in situ: gestoorde differentiatie in alle lagen, basaalmembraan nog niet doorbroken (verminderde cel-cel en cel-ECM adhesie)
- invasief carcinoom: autonome groei, tumorcellen penetreren omringende ECM (veranderde cel-cel en cel-ECM adhesie, want tumorcellen komen erdoorheen)
- metastase: autonomie groei van tumorcellen op afstand van primaire tumor: in lymfe en andere organen (gedeeltelijk herstel van cel-cel en cel-ECM adhesie, om te voorkomen dat gemetastaseerde tumor verder uitgroeid.