W4. HC.6 Immunotherapie Flashcards
Welke twee problemen zijn er vwb de immuunrespons tegen kanker?
- Tumoromgeving is vaak immuun-suppressief
- cytokines: o.a. TGF-beta, IL-10
- andere mediatoren: o.a. IDO, adenosine
- immuun-regulerende (= -suppressieve) cellen
-> M2 macrofagen, regulatoire T cellen (Treg), myeloid-derived suppressor cells (MDSC) - Tumorcellen zijn weinig immunogeen
- in principe ‘self’: tolerantie
- geselecteerd voor survival
Wat is cancer immune editing?
Het aanpassen ‘editen’ van kankercellen met als doel aanvallen door het immuunsysteem te ontwijken
Gewenste situatie: opname van de cellen door APC (antigeenpresenterende cellen). Deze presenteert de antigenen aan cytotoxische T-cellen. (via HLA + peptide co-stimulatie) gaat CD8+ de tumorcel aanvallen.
Een effectieve T-celrespons tegen kanker heeft 7 stappen nodig om de kankercel te doden, welke?
- Tumor antigenen komen vrij (bv. als de tumor bestraald wordt/ spontaan dood gaat.)
-> immuunsysteem gebruikt dit als herkenning - Vrijgekomen antigenen worden opgenomen door cellen in omgeving
-> bv. door dendritische cellen: die worden dan APC - APC gaan naar lymfeklieren
-> APC kan dan T-lymfocyten activeren - T-cel gaat via bloed richting de tumor
- T-cel infiltreert door endotheel naar de tumor
- T-cel herkent tumorcel
- Tumorcel wordt gedood
Om de T-cel te activeren moeten twee signalen gebonden worden, welke?
1: HLA van antigeen
2: co-stimulator (CD28 op de T-cel en CD80/CD86 op de APC)
Als de T-cel geactiveerd is, komt CTLA-4 op het membraan. Wat is daarvan het gevolg?
CTLA-4 bindt met hogere affiniteit met CD80/CD86. Samen met APC zorgt CTLA-4 vervolgens voor inhibitie van het systeem.
Er zijn verschillende checkpoints: verschillende inhiberende en stimulerende factoren die het immuunsysteem remmen/aanzetten en dus de tumorsuppressie beïnvloeden.
Hoe werken ze en welke zijn er?
PD-1 (op T-cel) gebonden aan PD-L1 (op APC) inactiveerd de T-cel.
-> inhiberende factor
-> De tumorcel zal PD-L1 tot expressie brengen om alle T-cellen te inactiveren
Immuun-checkpoint-remmers: bv. mAb anti-PD-1, anti-PD-L1
Vormen van immunotherapie
- Cytokines: IFN-alfa/-beta, IL-2
- Monoclonale antistoffen: HER 1-2-3(-4), VEGF(R), CD20
- Immuun-checkpoint-remmers: bv. mAb anti-PD-1, anti-PD-L1
- Vaccins: bv. HPV, dendritische cellen
- Cel- en gentherapie: bv. tumor-infiltrerende lymfocyten CAR-T cells
- Oncolytische virustherapie: Ba2A13 HC7
ICI in de praktijk (feitjes)
- Mab: dus IV: mono- of combinaties met elkaar/chemo/angiogeneseremming
- Zeer lange T1/2 (>20 dagen): dus weinig frequent (3-6 wekelijks) geven
- Palliatief, adjuvant (aanvullend), neoadjuvant (behandeling voorafgaand aan de operatie), inductie
- Combinatie CTLA-4 en PD (L)-1 blokkade (soms) superieur; toxisch ++ BEHANDELING GECENTREERD
- onduidelijke dosis-effect relatie: responsen soms pas laat (na stoppen)
- onduidelijke dosis-toxiciteit relatie: toxiciteit soms ook laat (na stoppen)
Bijwerkingen van ICI?
- Huidproblemen
- Lever toxiciteit
- Pneumonitis
- Thyroiditis
- Kan leiden tot auto-immuun reacties (wordt behandeld met corticosteroïden om de ontsteking te onderdrukken)
Take home message
- (Solide) tumoren kunnen ontstaan door selectie van tumorcellen die niet herkend worden door het immuunsysteem (cancer immune editing)
- Tumoren genereren vaak een immuun-suppressieve omgeving
- Immunotherapie van kanker doorbreekt deze immunosuppressiviteit (het lichaam ruimt de kanker op)
- Werkzaamheid van ICIs hangen af van: mutatiefrequentie van tumoren (neo-Ag), tumorinfiltraat van leukocyten, expressie van PD-L1, MSI status