Van labonderzoek naar medicijn - evidence based medicine Flashcards

1
Q

Voorwaarden ontwikkeling geneesmiddelen

A

farmacologische eigenschappen en organisatorisch deel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Farmacologische voorwarden

A

werking vs bijwerking en toediening vs dosering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

farmacodynamiek

A

het gaat het erom of er een stof ontwikkeld wordt die genoeg specificiteit heeft. Een stof met een hoge specificiteit is zeldzaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

therapeutische bandbreedte

A

werking moet eerder optreden dan de bijwerking en daar moet genoeg ruimte voor zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klassieke bindingsplaatsen

A

Receptoren
Enzymen
Ionkanalen (K, Ca, Na, Cl)
Transporter eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ongewone bindingsplaatsen

A

Cytoskelet
DNA/RNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

voorbeelden

A
  • Receptoren:
    o Hormonen: medroxyprogesteron
    o Tyrosinekinase receptorantagonisten: sunitinib
  • Enzymen: topoisomerase remmers (Topotecan), BCR-ABL kinase inhibitor (Imatinib = Gleevec)  small molecule drugs: lange halfwaardetijd en worden goed in lichaam opgenomen
  • Cytoskelet: paclitaxel (Taxol)
  • DNA: cisplatine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

farmacokinetiek

A

Opname, biologische beschikbaarheid, lengte halfwaardetijd etc. moet voldoende zijn. Dit kun je alleen in proefdieren testen, niet in een reageerbuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

organisatorisch

A

Er moet een goede samenwerking zijn tussen kliniek en industrie, de motieven zijn wel verschillend. Voor de kliniek staat de patiënt centraal, voor industrie gaat het om winst. De industrie heeft biochemische expertise en richt zich op financiën en de markt (patent, opbrengt, marktpositie). De kliniek focust zich op de volksgezondheid en heeft klinische expertise.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

therapeutic concept

A

op wat voor ziekte gaan we ons richten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

target selection

A

wat zijn de ziekteveroorzakers? Identificatie van de bindingsplaats. Dit wordt gedaan door proeven met celkweken of tumorcelisolatie. Genen en eiwitten in kankercellen worden geanalyseerd met genomics en proteomics. Dit gebeurt met chips (bioinfirmatie). Er wordt een computer analyse gedaan die belangrijke producten identificeert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

target validation

A

veroorzaakt het gen de verwachte ziekte/verandering.
- Validatie: moduleer gen in cel of dier, met transgene of knockout cellen en dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lead finding

A

Als target is gevalideerd , kan begonnen worden met small molecules uit de library. Deze kunnen getest worden op het genproduct. Optimalisatie wordt gedaan middels chemische modificatie. Daarna moet het getest worden met HTS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

doel lead finding

A
  • Doel: lead compound zoeken. Deze moet goede farmacologische eigenschappen hebben. dit wordt onderzocht met in vitro bindingsstudies met enzymactiviteit assays. Ook is er een celkweek die celfunctie/fenotype meet. Er wordt ook naar andere kinases gekeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uitzonderingen op werken met small molecules

A

antibodies/siRNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voordelen antibodies/si RNA

A

o Zeer specifiek
o Minder kans op bijwerkingen
o Sterk groeiende mogelijkheden

17
Q

nadelen antibodies siRNA

A

o Oraal slecht of niet beschikbaar
o Sommige Ab’s: immuunreactie dempt efficientie

18
Q

Volgorde discovery

A
  • therapeutic concept
  • target selection
  • target validation
  • lead finding
  • preklinisch
19
Q

preklinische fase

A

Er wordt gekeken of de drug ook in vivo effectief is. dit wordt gedaan met een diermodel en farmacokinetiek speelt een grote rol.

20
Q

Waarom diermodelgebruik?

A
  • Farmacokinetische factoren zijn niet te overzien in silico of in vitro: belangrijkste reden voor uitval kandidaatmedicijnen in preklinische fase
  • Effectiviteit en toxiciteit zijn moeilijk te voorspelen in silico en in vitro: proefdieronderzoek lost dit maar deels op, waardoor toch nog uitval in klinische fase plaatsvindt.
21
Q

SCID muis

A
  • Mutatie in DNA reparatie enzym PRKDC
  • Humorale en cellulaire immuunsysteem werkt niet goed meer omdat T en B cellen niet goed rijpen: accepteert humane tumor.
22
Q
A