Diagnostiek en behandeling gelokaliseerde tr. digestivus tumoren Flashcards

1
Q

Epidemiologie

A
  • Wereldwijd aanzienlijke spreiding
  • Hoogste incidentie in delen van China, Korea en Japan (plaveiselcel carcinoom)
  • Europa is het adenocarcinoom fors toegenomen sinds de jaren ’80.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overleving slokdarmcarcinoom

A
  • Toename adenocarcinoom
  • Kans op oesophaguscarcinoom is 1,5%
  • 2,7% van totaal maligniteiten
  • 65-70% is >65 jaar
  • 4% is jonger dan 45
  • Slechte dodelijke tumor, 50% bij presentatie is hematogeen gemetastaseerd (geen curatie mogelijk)
    5 jaars overleving voor alle patiënten is 15% (langzaam verbeterend).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

alarmsymptomen slokdarmkanker

A
  • Hemetemesis (bloed braken)
  • Melena (bloed bij ontlasting)
  • Braken
  • Dysfagie (passageklachten)
  • Odynofagie (pijn na het eten)
  • Persisterend hikken
  • Foetor ex ore (slechte adem)
  • Ongewild gewichtsverlies
  • Anemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lo slokdarmkanker

A

lymfeklieren soms palpabel, eigenlijk geen afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

diagnostiek slokdarmkanker

A

Gastroscopie met biopsie is het onderzoek van eerste keuze. Endoscopie met biopten ter bevestiging van diagnose en beoordeling van de maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe wordt T stadium slokdarmkanker beoordeeld?

A

endosonografie, een inwendige echo CT scans worden steeds beter. Er wordt nooit gedilateerd bij een stenotische tumor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beoordeling N stadium slokdarmkanker

A

Wordt beoordeeld met EUS, CT of PET CT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt M stadium beoordeeld slokdarmkanker?

A

met CT of PET CT. Kan ook via een EUS en echo van de hals.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat doe je bij M1 bij slokdarmkanker

A

palliatieve behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer wordt een slokdarmresectie uitgevoerd?

A

Alleen curatief, niet bij:
- Niet bij cT4b tumoren (ingroei andere organen)
- Niet bij metastasen op afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is gemiddelde 5 jaarsoverleving curatief slokdarmkanker

A

55%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gemiddelde overleving palliatief slokdarmkanker

A

11 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Risicofactoren plaveiselcarcinoom slokdarm

A
  • Roken
  • Alcohol
  • Corrosie
  • Radiotherapie in hals en thoraxregio
  • KNO tumor
  • Achalasie: het ontbreken van de peristaltische beweging van de slokdarm.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar kan plaveiselcarcinoom slokdarm zitten?

A

overal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat adenocarcinoom (barrett)

A

Ontstaat door reflux dat ontstaat bij een verslechterde werking van de lagere slokdarmsfincter waardoor maagzuur omhoog komt. Epitheelweefsel is niet bestand tegen lage pH van maagzuur > op den duur metaplasie (plaveiselcel naar slijmbekercel).

Kan ontstaan vanuit slijmbekercellen en zit meestal distaal in de slokdarm bij de overgang naar de maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Ontwikkeling adenocarcinoom

A
  1. Metaplasie
  2. Onzekere dysplasie (indefinitie)
  3. Laaggradige dysplasie
  4. Hooggradige dysplasie
  5. Adenocarcinoom
17
Q

risicofactoren adenocarcinoom slokdarm

A
  • Barrett oesophagus
  • Obesitas
  • Roken
  • Eerdere radiotherapie
18
Q

behandeling levensverwachting > 3 maanden

A

radiotherapie voor dysfagie

19
Q

levensverwachting < 3 maanden behandeling

A

stent

20
Q

neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door slokdarmresectie

A

o 90% van de patiënten, 5 jaarsoverleving van 50%.

21
Q

neoadjuvante chemotherapie gevolgd door slokdarmresectie

A

o Bij contraindicaties voor radiotherapie
o 5 jaarsoverleving 30%

22
Q

Continuiteitsherstel

A
  1. Buismaag: is een vergelijkbare operatie als de gastric sleeve.
  2. Coloninterpositie (1%): bij tumorinfiltratie in maag en slokdarm of eerdere maagchirurgie
23
Q

operatietypen

A
  • transhiataal
  • transthoracaal
24
Q

Wat is een transhiatale resectie?

A

operatie via buik en hals. Er hoeft niet in de thorax geopereerd te worden. is niet mogelijk bij een te hoge tumor of bij een verdachte lymfeklier.

25
Q

Wat is een transthoracale resectie?

A

operatie via buik en borstholte (eventueel ook hals)

26
Q

mogelijkheden chirurgie

A
  • Open chirurgie
  • Compleet minimaal invasief (laproscopisch en thoracoscopisch)
  • Hybride
  • Robot geassisteerd
27
Q

Wat is het voordeel van een (gedeeltelijk) laproscopische operatie tov open operatie?

A

minder kans op pneumonie, minder bloedverlies en kortere opname duur

28
Q

Hoog-mid oesophagus gelegen tumoren operatie

A

altijd transthoracaal en cervicale naad

29
Q

Hoog mediastinale lymfeklieren

A

altijd transthoracaal

30
Q

meer tumor infiltratie in maag operatie

A

kortere buismaag, intrathoracale naad

31
Q

bestraling bovenste mediastinum operatie

A

cervicale naad

32
Q

complicaties slokdarmchirurgie

A

Perioperatieve mortaliteit is <5%, morbiditeit >50%.
- Wondinfectie
- Nabloeding
- Naadlekkage
- AF
- Pneumothorax
- Atelectase
- Pneumonie
- Chyluslekkage
- Stembandparase

33
Q

Resectie preparaat onderzoek

A
  • Is de kanker radicaal verwijderd (R0 ongeveer 95%)
  • Welke vorm is het?
  • Zijn er lymfeklier uitzaaiingen?
  • Is er een reactie op de chemoradiotherapie (pathologische respons)?
  • Is er nog kanker aanwezig, wat zijn dan de behandelingsmogelijkheden?