Therapeutische aspecten van het longcarcinoom Flashcards

1
Q

TNM

A

T: grootte/locatie
N: lymfeklier uitzaaiingen
M: metastasen naar andere organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

N1

A

in de hilus van dezelfde long als de tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

N2

A

tussen de longen in, maar aan dezelfde kant als tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

N3

A

tussen de longen in, maar aan de andere kant als de tumor of in de andere longhilus en/of supraclaviculair/lage halsklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

klinisch stadium 1

A

lokale ziekte, in één longkwab, geen lymfekliermetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klinisch stadium 2

A

grotere tumor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klinisch stadium 3

A

lokaal gevorderd, beperkt tot één helft van de borstkas, maar met lymfeklieren in het mediastinum of de tumoren zijn groter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

klinisch stadium 4

A

uitgezaaide longtymoren, afstandsmetastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

behandeling stadium 1 NSCLC

A

operatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

behandeling stadium 2 NSCLC

A

operatie evt met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie of doelgerichte therapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

behandeling stadium 3 NSCLC

A

operatie evt met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie of doelgerichte therapie of Chemotherapie + immunotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

behandeling stadium 4 NSCLC

A

chemotherapie en/of immunotherapie of doelgerichte behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Standaard behandeling bij stadium I, II en deel III

A

operatie, alternatief is hoge dosis bestraling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is ook belangrijk bij behandeling?

A
  • Is ziekte curabel? Stadiering nodig
  • Is patient operabel? Functieonderzoek
    o Longfunctieonderzoek; Spirometrie, diffusiecapaciteit, Inspanningstest
    o Cardiologisch onderzoek
    o Voedingstoestand
    o Performance status
  • Is tumor resectabel? Beeldvorming/OK
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

resectie principes

A

o Anatomische resectie (kwab of long)
o Vrije sneevlakken (R0)
o Lymfeklierdissectie (N1 en N2 stations)
- Irradicale resectie niet zinvol!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

R0

A

compleet resectabel zonder microscopische tumorrest

17
Q

R1

A

microscopische tumorrest (+ adjuvante chemo)

18
Q

R2

A

macroscopische tumorrest

19
Q

Lobectombie

A

hele kwab wordt weggehaald, meestal met kijkoperatie al dan niet met een robot; bronchustakken en bloedvaten worden verwijderd
- mortaliteit 1,7%

20
Q

Pneumonectomie rechts

A

weghalen hele long. Als dat rechts is geeft dat voor de patiënt later behoorlijke risico’s. Dit is zo omdat de rechterlong groter is.
- Operatieve mortaliteit van rond de 5%.

21
Q

postoperatieve zorg

A

begint al preoperatief
* Uitgebreide voorlichting
* Preassesement anesthesioloog
* Voeding
* Spirometrie instructie
* Stoppen met roken: heel belangrijk

22
Q

postoperatieve zorg

A
  • Chest physiotherapy
    o Al preoperatief beginnen
    o Vermindert het aantal pulmonale complicaties significant, met name bij hoog-risico patienten
    o Opgeven van sputum
    o Mobiliseren 3-4x daags
     Redistributie met vermindering van V/C mismatch
     Rehabilitation
     Tromboseprofylaxe
    o Voorkomen van aspiratie
23
Q

Waarom is survival zo slecht?

A

Grotendeels door uitzaaiingen.
- 30-40% recidief na operatie
- Meestal micrometastasen die er voor de operatie al zaten, die niet op te sporen zijn dmv huidige stadieringsmethoden

24
Q

Wanneer kom je in aanmerking voor immunotherapie?

A

Hoge PDL1 expressie

25
Q

behandeling stadium IV

A

chemotherapie, soms tyrosine kinase remmers

26
Q

Werking immunotherapie

A

Monoklonale antilichamen zorgen ervoor dat de tumor weer herkend wordt door het eigen immuunsysteem

27
Q

Wat doet PD1?

A

receptor die de activiteit van de T-cel remt

28
Q

Hoe kunnen tumoren misbruik maken van PD1

A

Ligand van PDL1 ligeren > afweer reactie door T-cel op tumor wordt tegengehouden

29
Q

behandeling SCLC

A

is agressiever, vaak niet behandeld met chirurgie

30
Q

stadium I-II SCLC

A

operatie met adjuvante chemo (zeldzaam)

31
Q

stadium III

A

chemoradiotherapie

32
Q

stadium IV

A

chemotherapie

33
Q
A