Hematurie en blaaskanker Flashcards

1
Q

microhematurie

A

3 ery’s per gezichtsveld, bepaald op 2 momenten. Kans op maligniteit is 2-5%. Vaak geen reden om iemand door te verwijzen > kijken naar leeftijd en roken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

macrohematurie

A

kans op maligniteit 30-40% > doorverwijzen binnen een week naar uroloog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kun je aan ery’s oorzaak onderscheiden?

A

Als ery’s dysmorf zijn dan is het nefrogeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

dd glomerulair hematurie

A
  • IgA nefropathie
  • basaalmembraannefropatie en ziekte van Alport
  • glomerulonefritiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

interstitiele nierziekten hematurie

A

-allergische interstitiele nefritis analgeticanefropathie
- niercysteziektne
- pyelonefritis
-tuberculose
- rejectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

urologische oorzaak hematurie

A
  • maligniteit
  • zware inspanning/trauma
  • UWI
  • steenlijden
  • radiatieschade
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vasculaire oorzaak hematurie

A
  • arteriele embolie/trombose
  • arterioveneuze malformatie of fistel
  • niervenetrombose
  • loin pain hematuria syndroom
  • nutcracker syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

overige oorzaken hematurie

A

hypercalcurie, hyperuricosurie, sikkelcelziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe krijg je na radiatie verhoogde kans op hematurie?

A

je krijgt veel neovascularisatie, door mechanische stress kunnen vaatjes beschadigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Risicofactoren hematurie

A
  • roken
  • VG en medicatie
  • familieanamnese
  • omgevingsfactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

labonderzoek hematurie

A
  • Kreatinine, ureum, GFR, Hb
  • Sediment
  • Morfologie erys
  • Kweek
  • NIET: urinecytologie, omdat de gevoeligheid voor de test laag is en duur.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

beeldvorming hematurie

A

echo nieren, UCS (urethrocytsocopie), CT urinewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beeldvorming hematurie op indicatie

A

o X-BOZ
o X-RPG: retrogaad pyelogram
o MRI
o X-RUG: retrograad urethrogram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar kijkt operateur naar bij TUR

A

 Aantal tumoren
 Grootte
 Radicaliteit
 Bimanueel toucher
 Eenmalige spoeling met chemotherapie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar kijkt patholoog naar bij blaasbiopt

A

 Histologie
 T-stadium
 Gradering
 Carcinoma in situa
 Detrusor aanwezig
 Spierinvasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Therapie blaaskanker

A
  • TUR
  • Blaasspoelingen
  • Re-TUR
  • Radicale cystectomie met urinedeviatie
  • (chemo)radiotherapie
  • Chemotherapie
  • Immuuntherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

PA uitslag

A
  • Uretheelcelca/plaveiselca/adenoca/neuro-endocrieneca/sarcomatoid
  • Tis, Ta, T1, T2
  • G1, G2, G3 (WHO)
  • Carcinoma in situ
  • Detrusor ja/nee
  • Detrustor invasie ja/nee
18
Q

Hoe wordt klinische stadiering gedaan?

A
  • Bimanueel toucher in narcose
  • Als niet-invasief > CT-urinewegen
  • Als spierinvasief > CT-th/abd
19
Q

Klinische stadia

A
  • cT1
  • cT2
  • cT3
  • cT4a/cT4b
  • cN0/cN1/cN2/cN3
  • cM0/cM1a/cM1b
20
Q

factoren die een rol spelen bij kans op recidief niet-spierinvasief

A
  • aantal: 1, 2-7, >8
  • grootte: <3 vs >3 cm
  • primair/recidief
  • recidiefvrij interval <1 jaar vs >1 jaar
21
Q

factoren die een rol spelen bij kans op progressie niet-spierinvasief

A
  • T-stadium Ta vs T1
  • Gradering: G1, 2 of 3
  • CIS: ja/nee
22
Q

soorten adjuvante intravesciale spoelingen na TUR

A
  • chemotherapiespoelingL mitomycine C of Epirubicine
  • immuuntherapie BCG
23
Q

onderhoudsspoelingen

A
  • Low risk: geen spoelingen
  • Intermediate met hoge recidieffrequentie: MMC
  • High-risk: re-TUR (nog een keer opereren, omdat er in 20% van de gevallen toch spierinvasie is. met name bij T1 of graad 3 ziekte) en aansluitend BCG 1-3 jaar.
24
Q

re-TUR

A
  • Bij Ta/T1G3 urotheelca altijd re-Tur
  • T1 is invasie van lamina propria
  • T2 is invasie van de m. detrusor
  • Als geen detrusor aanwezig: kans op T2 hoger
  • Als wel detrusor aanwezig en tumorvrij: recidiefkans 4x lager wanneer er geen detrusor aanwezig en invasie in de lamina propria. Kans is ook lager op verkeerde stagering.
25
Q

Cystectomie met urinedeviatie bij spierinvasief urotheelca

A

worden gecombineerd met pelviene lymfeklierdissectie. Daarbij zijn stagering en therapie belangrijk. Bij mannen wordt verwijderd: blaas, vesiculae seminales, prostaat en evt urethra. Bij vrouwen blaas, uterus, vaginareep, adnexen en et urethra als tumor hoog zit.

26
Q

soorten urinedeviaties

A

incontinent stoma, continente niet-orthotope deviatie, orthope neoblaas, ureterocutaneostomie

27
Q

spierinvasief urotheelca mogelijkheden

A

cystectomie met urinedeviatie, chemotherapie, radiotherapie, combinatietherapie, systemische immuuntherapie

28
Q

incontinent stoma

A

urineafleiding waarbij een stoma op rechteronderkant van buik wordt geplaatst. Deel van termianale ileum wordt geïsoleerd en aan ureteren vastgemaakt en als stoma functioneel gemaakt.

29
Q

continente niet-orthotope deviatie

A

hierbij worden terminale ileum, colon ascendens en een deel van colon transversum ingezet als nieuwe blaas. De klep van Bauhin heeft als functie dar de urine niet direct naar buiten loopt via de stoma > deze mensen zijn continent door de klep.

30
Q

orthope neoblaas

A

gemotiveerde patiënt onder de 75 jaar. Moet een adequate nierfunctie hebben, vermogen tot zelfkatheterisatie. Blaashals moet tumorvrij zijn en er mag geen radiotherapie in het bekken geweest zijn.

31
Q

ureterocutaneostomie

A

bij één functionele nier wordt de ureter direct op de huid geplaatst.

32
Q

postoperatieve complicaties urinedeviatie

A

ileus, wondinfectie, UWI, abces, trombo-embolisch

33
Q

lange termijn complicaties urinedeviatie

A

parastomale hernia, metabole acidose (veel chloor opgenomen > zuur), nierinsufficiëntie, ureterstenose, littekenbreuk

34
Q

chemotherapie neoadjuvante setting

A

altijd icm locale behandeling.
- Absolute overlevingswinst van 6% na 10 jaar
- Verdubbelt de kans op ypT0N0 = geen resttumor
- Cisplatine-based, 3 of 4 kuren gevolgd door radicale cystectomie. Je geeft alleen chemcis?
- 1 op 3 blaaskanker patiënten kan geen cisplatine krijgen vanwege slechte nierfunctie, CV status, gehoorstoornissen, polyneuropathie
- Toxiciteit: gehoorschade, nierfunctieverlies, beenmergdepressie
- GFR moet minimaal 60 ml/min zijn

35
Q

inductie chemo

A

6 kuren met chemcis of chemcarbo. Alleen bij respons doe je lokale behandeling
- Locoregionaal lymfogeen gemetastaseerd
- Primaire tumor met klinisch stadium T4
- Cisplatin of carboplatin-based

36
Q

palliatieve chemo

A

levensverlengend en bestrijden klachten
- Mediane survival van 8 naar 14 maanden
- Cisplatin of carboplatin based
o Goede performance, geen anemie, geen lever of botmeta’s zijn prognostisch gunstige factoren

37
Q

Welk carcinoom van de blaas is chemoresistent?

A

plaveisel

38
Q

radiotherapie blaasca

A
  • Radiotherapie alleen is inferieur aan radicale chirurgie
  • Voor patienten die niet geopereerd kunnen worden
  • Chemoradiotherapie is superieur aan radiotherapie alleen: betere lokaal-recidiefvrije overleving
39
Q

Wanneer interstitiele radiotherapie (brachy)?

A
  • Solitaire tumor < 5 cm
  • Klinisch stadium T2N0M0
  • Geen bijkomend CIS
  • Tumor niet op blaashals of trigonum
40
Q

Hallmarks of cancer urotheelcarcinoom

A
  • High mutational load
  • Genomic unstable
  • Inflammatory responses
  • Avoiding immune destruction
41
Q

Wanneer PD1/PDL1 remmers geindiceerd?

A

Is in de 1e lijn alleen geindiceerd bij pt die geen cisplatine kunnen krijgen en een PDL1 positieve tumor hebben. Als 2e lijns is het geindiceerd bij gemetastaseerde ziekte, waarbij chemo werd gegeven maar nu weer progressie hebben. Levensverwachting kan verlengd worden. Het heeft een responspercentage van 25%.

42
Q
A