Tentamen extra Flashcards

1
Q

kruisreactiviteit

A

IgE antistoffen gericht primair tegen inhalatie-allergenen, die ten gevolge van
botanische verwantschap, secundair reageren met voedselallergenen
- Boompollen; hazelnoot, perzik
- Graspollen; tarwe, pinda
- Huisstofmijt; garnaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

auto-antistoffen Sjogren die complicaties bij ongeboren kind kunnen veroorzaken

A
  • anti SSA/anti SSB: hartblok met vruchtdood
  • anti fosfolipiden antistoffen: vruchtdood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

syndroom van Lofgren kenmerken

A
  • bihilaire klieren op thoraxfoto
  • erythema nodosum
  • polyarthritis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem de 2 meest gehanteerde behandelmethoden om de luchtwegen van een patiënt met CF zo lang mogelijk gezond te houden.

A

sputumevacuatie en antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cellen betrokken bij pathogenese sclerodermie

A
  • Fibroblasten
  • Endotheelcellen
  • Lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

auto-antistoffen systemische sclerose

A
  • ANA
  • anti-centromeren
  • anti-Scl70
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

auto-antistoffen SLE

A
  • ANA
  • anti-DNA
  • anti-Sm
  • anti-RNP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

auto-antistoffen MCTD

A
  • ANA
  • anti-RNP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

auto-antistoffen Sjogren

A
  • ANA
  • anti SSA/SSB
  • reumafactor
  • anti RNP
  • anti centromeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

auto-antistoffen PM/DM

A
  • anti Jo1
  • ANA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

auto-antistoffen reumatoide artritis

A
  • reumafactor
  • anti-CPP
  • ANA
  • anti SSA/SSB
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een karakteristiek kenmerk van SLE

A

vlindervormig exantheem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

oorzaken van meest naar minst bijdragend aan de toegenomen mortaliteit bij systemische sclerose.

A

longfibrose, hartafwijkingen, nierbetrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door welke bron wordt de lipidenlaag gemaakt en met welke test kan de
functie van de lipidenlaag worden onderzocht?

A

Klieren van Meiboom, break up time

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf de verschillende werkingsmechanismen van anti-IgE

A
  • Anti-IgE vormt met serum IgE complexen, waardoor het IgE in serum afneemt.
  • Anti-IgE bindt aan membraangebonden IgE op B-cellen waardoor de IgE productie afneemt.
  • Anti-IgE bindt aan membraangebonden IgE op antigeen-presenterende cellen (APCs) waardoor antigeenpresentatie
    afneemt
  • Anti-IGe bindt aan membraangebonden IgE op mestcellen en basofiele leucocyten waardoor mediator-release wordt
    voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bepreek de rol van het enzym tissue transglutaminase (tTG) bij de
pathogenese van Coeliakie.

A

tTG deamideert gluten/gliadine waardoor het kan binden aan HLA DQ2 op APC > hierdoor CD4+ activatie en IFN gamma productie. Verhoging van de immunogeniciteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke vormen van vasculitis met name bij kinderen

A
  • Henoch Schonlein
  • Ziekte van Kawasaki
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Noem drie zaken uit de differentiaal diagnose van erythema nodosum en welke
onderzoekingen je daarbij af zou willen spreken.

A
  • Behcet: pathergietest
  • TBC: mantoux
  • sarcoidose: Xth
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke extra-intestinale manifestaties kunnen bij een hepatitis A infectie
optreden?

A

vasculitis, artritis, arthralgie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Voor welk van onderstaande cellen is het difterie toxine het minst pathogeen?

A

levercellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een karakteristiek kenmerk van SLE

A

vlindervormig exantheem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke laboratoriumtest is het meest gevoelig voor het stellen van de diagnose GPA

A

PR3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Beschrijf op welke twee verschillende manieren je bij een patiënt met diabetes mellitus en een ulcus op de plantaire zijde van de voet kunt vaststellen dat er osteomyelitis is?
probe to bone test, xvoet
26
27
acute koorts en leukocytose
bacteriële infectie, amoebenabces, leptospirose
28
acute koorts en geen leukocytose
dengue, ricketsiose, buiktyfus
29
definitie van een zoönose
ziekte die gedeeld wordt door de mens en andere gewervelde diersoorten
30
Wat is een karakteristiek kenmerk van SLE?
vlindervormig exantheem
31
subacute presentatie endocarditis verwekker, natieve klep
vergroenende streptkokken, E. faecialis, S. aureus
32
acute presentatie endocarditis verwekker, natieve klep
S. aureus
33
subacute presentatie endocarditis verwekker, kunstklep
S. aureus, S. epidermidis
34
acute presentatie endocarditis verwekker, kunstklep
S. aureus, S. epidermidis
35
behandeling endocarditis
6 weken hoge dosis iv antibiotica met bactericide middel
36
Hoe werkt pilocarpine?
Stimuleert traan- en speekselvocht met muscarine M3 receptor
37
Waar zijn antistoffen van GPA tegen gericht?
Tegen PR3 in de neutrofiele granulocyt
38
Presentatie GPA
KNO problematiek, gevolgd door long en nierproblemen
39
GPA behandeling
hoge dosering steroïden en cyclofosfamide
40
penicilline
pneumokokken
41
amoxicilline
pneumokokken en H. influenzae
42
Flucloxacilline/amoxicilline met clavulaanzuur/levofloxacine
S. aureus
43
ciprofloxacine
Legionella, H. influenzae
44
azitromycine
Legionella, Mycoplasma, Chlamydia, pneumokok
45
Wat is Orkambi?
Een nieuw middel voor CF, is een chloortransportmodulator en zorgt voor correctie van elektrolyten.
46
primaire efflorescenties (als direct gevolg van huidziekte)
erytheem, macula, purpura, papel, nodulus, tumor, urticaria, vesikel, pustel
47
secundaire efflorescentie (later door andere oorzaken)
crusta, squamae, exoriaties, ulcus, lichenificatie, fissuur
48
Mogelijkheden voor therapie Behcet
- lokale steroiden - colchicine - thalidomide - prednison/azathioprine/cyclosporine/MMF - biologicals
49
Waat bevindt imeptigo vulgaris zich?
stratum corneum, bijna altijd door S. aureus, heel soms door S. pyogenes
50
Behandeling lyme
stad 1: doxycycline stad 2: ceftriaxon, doxycycline als sprake van artritis stad 3: ceftriaxon
51
Wat heb je bij Zika en niet bij dengue of chikungunya?
Oedeem van extremiteiten, er wordt bij Zika GEEN trombopenie gezien (bij dengue en chikungunya wel)
52
acute diarree met bloed en koorts
Shigella, Campylobacter enterocolitis
53
acute diarree met bloed zonder koorts
komt weinig voor; amoebiasis, balantidium coli
54
acute diarree zonder bloed met koorts
Salmonella enteritis, enterotoxigene E. coli, Campylobacter, Shigella, Malaria
55
acute diarree zonder bloed zonder koorts
ETEC, stafylokokken toxine, virale enteritis, toxine in voedsel, Clostridium perfringens
56
chronische diarree met bloed, infectieus
Amoebiasis, Balantidium coli, Schistosoma mansoni, ernstige trichuris infectie
57
chronische diarree met bloed, niet infectieus
Crohn, ulcerosa, coloncarcinoom, poliepen
58
chronische diarree zonder bloed, vettig
Giardia lamblia, tropische spruw, coeliakie, pancreasinsufficiëntie
59
chronische diarree zonder bloed, niet vettig
post-dysenterie syndroom, spastische colon, lactose intolerantie
60
sensibilisatie fase
Het allergeen wordt door de Antigeen presenterende cel (APC) aan de T-lymfocyt gepresenteerd. Vervolgens produceert de T-helper 2 (TH2) cel cytokines IL4, IL13 en IL5. IL4 en IL13 zetten de B-cel aan tot Specifiek IgE productie tegen het allergeen en IL5 activeert de aanmaak van eosinofielen.
61
effector fase
Het IgE komt via de bloedbaan in contact met de mestcel waarbij het zich op de wand van de mestcel manifesteert. Bij contact met het allergeen vind er cross-linking plaats en degranuleert de mestcel. Dit is de directe reactie. Hierbij komen mediatoren vrij waaronder histamine, maar ook IL4, IL13 en IL5. Met name het hoge aantal eosinofielen veroorzaken de late reactie
62
Benoem drie bronnen van micro-organismen die nosocomiale infecties veroorzaken en geef per bron aan of de besmetting endogeen dan wel exogeen heeft plaatsgevonden.
andere patiënt: exogeen medewerker: exogeen eigen flora: endogeen katheter: exogeen infuus: exogeen
63
Welke worminfectie kan zich handhaven gedurende het hele leven van de mens?
strongyloides stercoralis
64
Wat is de maximale incubatietijd, in dagen, van hoog-besmettelijke virale hemorragische koortsen?
21 dagen
65
Door welke verwekker worden erysipelas en fasciitis necroticans voornamelijk veroorzaakt?
S. pyogenes
66
Waarop kan je diagnose Behcet stellen?
aften oraal pustels uveitis
67
Hoe worden de niet wegdrukbare huidlaesies veroorzaakt bij endocarditis?
is een leucoytoclastische vasculitis als gevolg van circulerende immuuncomplexen
68
Welke behandeling heeft bij actieve sarcoidose de voorkeur?
prednison
69
Wat is het kenmerk van een typische huidafwijking bij sarcoidose?
granulomen in het biopt
70
Wat is de reden dat patiënten met hepatitis A in hoog endemische gebieden zoals India veel minder ziekteverschijnselen laten zien?
Besmetting is vaak op jonge leeftijd, dan verloopt ziekte nog vaak asymptomatisch
71
ICT test
alleen verricht met insectengif en geneesmiddelen
72
PTP test
alleen voor het testen van voedingsmiddelen waarvan de allergenen gevoelig zijn voor denaturatie
73