Overzicht immunologie - inleiding Flashcards
Wat is de functie van het afweersysteem?
het onderhouden en herstellen van homeostase en het verzorgen van de afweer tegen pathogene micro-organismen en schadelijke stoffen. Wanneer dit is verstoord zal een reactie van het afweersysteem volgen. De bedreigingen kunnen van binnen en van buiten komen.
- Exogeen, infectieus: virussen, bacteriën, schimmels, protozoa, parasieten, helminten, fungi
- Exogeen, niet-infectieus: zwangerschap, allergenen, toxines, transplantaties
- Endogeen: trauma, brandwond, botbreuk, UV-straling
Wat gebeurt er bij fysiologische stress?
er ontstaat een wisselwerking van processen tussen het immuunsysteem, endocriene systeem en zenuwstelsel. Microbiota blijken ook een belangrijke rol te spelen
categorieën micro-organismen
- Microbiota kunnen afhankelijk van de status van onze afweer pathogeen zijn.
- Pathogene organismen (mazelen, ebola), mate van pathogeniciteit kan verschillen
Afweer in verschillende lagen (BELANGRIJK)
- Innate (aangeboren): is direct beschikbaar. Insult effectors (bijv. granulocyten) resolutie. Een voorbeeld is infectie, de afweer is meteen beschikbaar.
- Innatie afweer geinduceerd: insult ontsteking effectors resolutie (4-96 uur). De afweer moet worden geactiveerd.
- Adaptief (verworven/aangeleerd): insult ontsteking activatie lymfocyten proliferatie resolutie (na 96 uur).
Wat gebeurt er bij schade?
Het immuunsysteem reageert op schade leidt tot het vrijkomen van exogene of (veranderende) endogene moleculen. Dit wordt in eerste instantie herkend door aangeboren afweer (o.a. het parencym, macrofagen en mestcellen) en daarna ook door de adaptieve afweer. Dit leidt samen tot een acute ontsteking.
Waaruit bestaat aangeboren en verworven afweer?
De aangeboren afweer bestaat o.a. uit macrofagen en de verworven afweer bestaat uit B- en T lymfocyten.
Wat zijn primaire lymfoide organen?
beenmerg en thymus
Wat zijn secundaire lymfoide organen?
lymfeklieren, milt, plaques van Peyer, lymfoid weefsel in darm, longen en neus en tonsillen.
Innate respons
- wordt aangezet met een receptor voor herkenning
- niet klonale respons
- snelle reactie
- in alle individuen aanwezig
- geen geheugen
- patroonherkenning
- granulocyten en monocyten
Adaptieve respons
- aangezet door een gearrangeerde receptor met verschillende gensegmenten
- klonale respons
- langzame reactie
- verschillend per individu
- toename door geheugen
- specifieke herkenning
- B en T-lymfocyten
Hoe herkent een T-cel een peptide?
T-cellen hebben altijd een cel nodig om het peptide te kunnen herkennen, een APC. De t-lymfocyt heeft een receptor die maar een klein peptide kan herkennen, gepresenteerd door het HLA molecuul.
Hoe herkent een B-cel een peptide?
De B-lymfocyt kan een intact antigeen herkennen door directe binding van het antigeen met het surface immunoglobuline op het celoppervlak. De antistoffen die de B-lymfocyten produceren kunnen dus een intacte structuur herkennen.
HLA II
activeert CD4+ (vooral voor exogenen): worden opgenomen (met hulp van endosoom) en afgebroken in vesicles in het HLA II molecuul geladen en gestransporteerd naar membraan en zorgt voor activatie CD4
HLA I
activeert CD8+: vooral door eiwitten in het cytosol die worden afgebroken en op die HLA klasse I gezet in het endoplasmatisch reticulum getransporteerd naar membraan (vooral van belang voor virussen).
Wanneer komt adaptieve afweer op gang?
na antigeenpresentatie aan een CD4+ cel via een HLA II binding. Hierbij is ook co-stimulatie van de macrofagen, CD8+ en B-lymfocyten. De adaptieve immuniteit bestaat uit een reactie van de lymfocyten.