Cytokines, interleukines etc Flashcards

1
Q

Complementen

A

C1q, c1r, c1s, C2, C4 en C3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

klassieke vorming C3 convertase

A

Ab bindt membraan pathogeen → C1q → C1r + C1s ⇒ actief
C1-complex
● C2 en C4 gesplitst
● C2aC4b ⇒ C3-convertase

C1q ⇒ bindt als eerste aan Ag-Ab complex voor C3-convertase vorming
● C1r + C1s ⇒ binden C1q voor actief C1-complex bij
C3-convertase vorming

C2 en C4 gesplitst om componenten (C2aC4b) van
C3-convertase te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lectine route vorming C3 convertase

A

MBL herkent suikergroep op bacterie →
C3-convertase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

alternatieve route vorming C3 convertase –> amplificatie

A

● C3-deponering → door factor B omgezet in C3b → door factor
D omgezet in C3bBb = alternatief
● Splitst C3 weer → nieuw C3b kan weer verder met vorige stap
(via factor D)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Effecten C3b

A
  • lysis
  • opsonisatie
  • anafylatoxinen
  • opruimen immuuncomplexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

terminale route lysis C3b

A

C3b
● C5b + C6 + C7 + C8 ⇒ binden met ring C9 ( = MAC) ⇒ porie
voor lysis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

opsonisatie C3B route

A

C3b bindt met Ab-Ag complex ⇒ herkenning door fagocyt (ook met C4b?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anafylatoxinen

A

Degranulatie basofielen / mestcellen → vasoactieve stoffen →
ontsteking
● Contractie glad spier
● Endotheelactivatie
● Chemotaxis
● Fagocyten actief
○ ROS en cytokines
○ Meer FcR en C’R

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

remming humoraal

A
  • C1-protease remmer → remt C1 ⇒ remt C3-convertase
    vorming
    ● Factor H en I → remt C3bBb
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

cellulair remming

A

CD55 / CD46 / CR1 → remt C3b → geen lysis / opsonisatie /
amplificatie
● CD59 → remt C8 ⇒ geen MAC (lysis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Effecten C3b

A

Klassieke route (met C5b + C6 + C7 + C8 + C9)
● Opsonisatie (met iC3b en C4b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Effecten C3a, C4a, C5a

A

anafylatoxinen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rustende macrofaag

A

Rustende macrofaag → geprimed door IFN-g → geactiveerd door TNF-a en LPS

Vervolgens M1 of M2
- M1: door IFN-g, micro-organismen en TLR liganden
- M2: door IL4 en IL13

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cytokines

A
  • IL1
  • IL6
  • IL12
  • G-CSF/M-CSF/GM-CSF
  • TNF alfa
  • IFN gamma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

IL-1 functie

A

pro-inflammatoir en koorts > activatie endotheel, cytokines en leukocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

IL6 functie

A

acute fase reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

IL12 functie

A

IFN gamma (uit NK cellen en Th1 cellen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

G-CSF, M-CSF, GM-CSF

A

myelopoiese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

TNF alfa

A

pro-inflammatoir, koorts

20
Q

IFN gamma

A

stimuleert macrofagen, granulocyten

21
Q

chemokines

A

IL8 en CXCL8 > chemotaxis

22
Q

TF

A

NF-kb > cytokines en celactiverende markers tot expressie

23
Q

CD80/CD86

A

costimulatie

24
Q
A
25
Q

iNOS

A

NO > bactericide en stimulatie NK-cellen/Th1 cellen

26
Q

IFN gamma met HLA

A

Expressie MHC-II (op endotheel, epitheel, T-cellen) ⇒ CIITA bindt enhanceosoom

27
Q

Acute fase reactie met IL1, IL6 en TNF alfa

A

Meer acute fase eiwitten:
○ CRP ⇒ bindt fosfocholine → fagocytose en complement
○ MPB ⇒ bindt mannose → complement
● Minder albumine, transferrine

28
Q

systemische effecten acute ontsteking

A

IL1: koorts, cachexie, lethargie, corticosteroïden, degranulatie

TNF alfa: koorts, cachexie, lethargie, degranulatie, corticosteroïden, NO-synthese

29
Q

IFN gamma > Th1

A

Pro-inflammatoir (macrofagen en B-cellen)

Pathologie ⇒ inflammatie (IFN-g, TNF-a, IL2)

30
Q

IL4 > Th2

A

B-cellen (wormen en allergenen)

Pathologie ⇒ allergie (IL4, IL5, IL13)

31
Q

IL6 en TFG beta > Th17

A

Pro-inflammatoir (schimmels en extracellulaire bacteriën)

Pathologie ⇒ inflammatie / auto-immuun (TNFa, IL17, IL22)

32
Q

TGF beta > Treg

A

Remt ontsteking

■ Afwezig ⇒ auto-immuun (IL10, TGFb)

33
Q

cytokine crosstalk

A

tussen macrofaag en NK-cel
● Macrofaag → IL-12, TNF-a, CXCL-8, IL-15 → NK-cel
○ TNF-a stimuleert ook de macrofaag zelf
● NK-cel → IFN-g → Macrofaag

34
Q

type 1 IFN respons

A

IFN-a en IFN-b (uit voornamelijk plasmacytoïde DC)
○ PRR herkent virus in cel → IFN-b vrij → gaat para- en autocrien naar cel →
IFN-a
○ Geeft resistentie (tegen virusreplicatie)

35
Q

Type 2 IFN respons

A

IFN-g (uit parenchymcellen en leukocyten)
○ Pro-inflammatoir ⇒ plasmacellen, T-cellen, macrofagen, MHC
○ Anti-inflammatoir ⇒ Th-cellen, neutro’s, apoptose, Treg-cellen

36
Q

PDGF

A

groeifactor trombos

37
Q

groeifactoren macrofagen

A

EGF, FGF, IL-1, TNF

38
Q

TFG-b groeifactor

A

T-cellen

39
Q

VEGF groeifactor

A

fibroblasten

40
Q

TNF groeifactor

A

macrofagen en T-cellen

41
Q

angiogenese en groeifactoren

A

VEGF, FGF

42
Q

fibroblast proliferatie groeifactoren

A

EGF, PDGF, TGF

43
Q

collageensynthese en uitscheiding groeifactoren

A

EGF, FGF, PDGF, TGF

44
Q

remming groei groeifactoren

A

TGF-b, TNF

45
Q
A