Innate immuniteit 2 Flashcards

1
Q

complement systeem

A
  • Ontdekt in 19e eeuw als complementaire factor in serum
  • Cascade van enzymen/functionele eiwitten
    Er zijn verschillende effecten van complement activatie en verschillende routes tot activatie van C’.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functies van een effector

A
  • vorming membrane attact complex
  • complement als opsonine
  • anafylatoxinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vorming membrane attack complex

A

lekkage! C5 wordt gesplitst in C5a en b, C5b kan gebonden worden aan C6 die aan 7 etc. Hierdoor ontstaan gaatjes in het membraan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

complement als opsonine

A

C3b wordt afgesplitst en bindt aan bacterie en dat bindt weer aan complement receptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

anafylatoxinen

A

C5a, C3a, (C4a). Hebben een snelle werking. Zorgen voor
o Degranulatie mestcellen, granulocyten, macrofagen  uitstoor van vaso-actieve stoffen (o.a. histamine) uit mestcellen en basofielen.
o Contractie glad spierweefsel
o Endotheel: verhoogde vasculaire permeabiliteit
o Chemotaxie fagocyten: fagocyten worden aangetrokken door dit soort moleculen
o Activatie fagocyten: gaan zuurstofradicalen maken en cytokines uitscheiden. De expressie van FcR, C’R gaat omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

klassieke route activatie complement systeem

A

C1q bindt aan antistoffen (6 nodig voor goede binding)  factor C1R en CRS bindt en zorgt voor activering van complex en is daardoor in staat om C4 en C2 te splitsen in a en b  die combineren samen waarbij C2a samen met C4b dan het C3 convertase is en kan C3 splitsen in a en b. Dit zijn covalente bindingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lectine route activatie complement systeem

A

mannose bindend lectine bindt aan carbohydraten die op het oppervlak zitten van bacteriën en zorgt voor splitsing C2 en 4 en vorming C3 convertase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

alternatieve route = amplificatie activatie complement systeem

A

door spontane splitsing van C3 in a en b. als dit gebeurt kan factor B aan C3b binden en er ontstaat C3bBb = alternatief C3 convertase, is in staat C3 te converteren en activeren.
o Effectieve manier voor activatie complement

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

remmers complement activatie

A

humoraal: C1 protease remmer remt C1, factor I en H remmen C3bBb

cellulair: Cd55, CD46, CR1 remmen C3b en CD59 remt C8 dus MAC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Paroxsysmale nachtelijke hemoglobulinurie

A
  • Geen expressie van CD55 en CD59
  • Complement gemedieerde lysis van erys
  • HB in de urine
  • Behandeling: C5 remmen dmv blokkerend antistof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Acute ontstekingsreactie: mediatoren

A
  • Cellulaire effecten
    o Endotheel activatie
    o Parencym
    o Leukocyt activatie
     Hierdoor worden zuurstofradicalen, lipiden, cytokines, chemokines, histamine, serotonine gemaakt. Vinden vooral lokaal plaats
     Systemische mediatoren in circulatie: plasma enzymcascades: stolling, fibrinolyse, kinine, complement
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke cellen zijn het snelst in respons bij ontsteking

A
  1. neutrofielen
  2. fagocyten
  3. T helper
  4. cytotoxische T
  5. B cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er als inflammatoire cellen geactiveerd worden?

A
  1. Geactiveerde neutrofiele granulocyten gaan ROS produceren > zorgt voor vrijkomen granula met enzymfactoren
  2. Geactiveerde macrofagen gaan ROS en NO produceren, zorgt voor de productie van cytokinen en daarmee activatie van immuuncellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

NET

A

bacteriën vangen in mitochondrieel en nucleair DNA netwerk.
- Antimicrobiële factoren in NET: histonen, granule peptiden (defensines) + enzymen (o.a. proteases, MPO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Antimicrobiele mechanismen van fagocyten

A
  • Fagosoom verzuring
  • Zuurstofradicalen (ROI=ROS)
  • Stikstofmonoxide (NO)
  • Bactericide eiwitten (bijv. cathepsine B, -D, lysozyme)
  • Cationic peptides (defensines)
  • Nutrient depletie (bijv. Fe, lactoferrine, tryptofaan, IDO)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Manieren micro-organisme doden

A
  • enzymatisch: bacterie gaat via receptoren binnen en komt in fagosoom > verzuurt en fuseert met lysosoom > enzymen komen in fagosoom vrij en kunnen afbreken
  • ROS: komt vrij in endosoom > dood
  • NO: dood, werkt sterker met ROS samen
17
Q

macrofaag activatie

A

In meeste weefsels zijn macrofagen rustend, onder invloed van IFN gamma worden ze geprimed waardoor ze bij andere stimulus (TNFalfa of LPS) super geactiveerd worden en heel schadelijk kunnen zijn tegen bacteriën. Niet elke macrofaag is hetzelfde.
- M1: klassieke activatie, katabool (afbraak)
- M2: alternatieve activatie, anabool (bouwen juist op, van belang voor anti-inflammatoire effecten, herstel wond etc.)

18
Q

neurale sturing

A

Macrofagen maken cytokines die zenuwstelsel dmv ganglia activeren, zorgt voor feedbackmechanismen en productie van neurotransmitters. Hypothalamuskern zorgt voor activatie van Hpas  leidt tot activatie bijnier en glycocorticoiden en dit heeft een effect op onderdrukken afweersysteem.