Celsus en Virchow op moleculair niveau Flashcards

1
Q

Wat zijn gevolgen van chronische ontstekingsprocessen?

A

verminderde bloedaanmaak (en daardoor anemie) en de ontwikkeling van zuurstofradicalen. Dit laatste zorgt voor een aantasting van het DNA waardoor de kans op maligniteiten toeneemt. Een ontstekingsreactie is een reactie van gevasculariseerd weefsel op beschadiging, met als doel het elimineren van de schadelijke agens en het in gang zetten van het herstel van schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangrijke kenmerken ontstekingsreactie

A
  • De ontstekingsreactie wordt onderverdeeld in een actie/actieve en een chronische fase
  • De ontstekingsreactie bestaat uit een vasculaire en cellulaire reactie
  • De vasculaire en cellulaire reactie worden gemedieerd door ontstekingsmediatoren, dit zijn eiwitten afkomstig uit het bloed of cellen
  • De ontstekingsmediatoren worden geproduceerd als reactie op of worden geactiveerd door een (schadelijke) agens
  • De ontstekingsreactie eindigt als de schadelijke agens is geëlimineerd en de mediatoren zijn afgebroken of afgevoerd
  • De ontstekingsreactie hangt nauw samen met weefselherstel
  • De ontstekingsreactie kan schadelijk zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oorzaak van de ontstekingsreactie

A
  • Infecties: detectie van bacteriën, virussen, schimmels en parasieten leidt tot vrijkomen van ontstekingsmediatoren
  • Immunologische reacties: bij o.a. auto-immuunziekten door antigen-antilichaamcomplexen, cytotoxische T-cel reacties, complementactivatie wordt de ontstekingsreactie in gang gezet
  • Weefselnecrose: door celbeschadiging en celdood komen uit cellen stoffen die de ontstekingsreactie in gang zetten
    o Ischemie, fysieke prikkels, chemische prikkels, lichaamsvreemde stoffen
  • Genetische afwijkingen: bijv. mutaties in genen die geassocieerd zijn met myelodysplastisch syndroom en auto-inflammatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mechanismen van celbeschadiging

A
  • Zuurstoftekort
  • Zuurstofradicalen
  • Mutaties
  • Bestraling
  • Infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

apoptose

A

alles wordt netjes opgeruimd.
o Is belangrijk voor het reguleren van weefsels, de cellen weten wanneer ze moeten worden uitgeschakeld. Hier spelen receptoren en de signaaltransductie een rol.
o Dit is een belangrijk proces bij embryogenese.
o Er vindt geen ontstekingsreactie plaats
o Wordt geïnduceerd bij mutaties, celstress of blootstelling aan straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

necrose

A

grotere kans op lekken van stoffen in cytoplasma die een ontstekingsreactie kunnen veroorzaken.
o Lokt een vasculaire reactie uit
o Wordt geïnduceerd bij hypoxie of ischemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

vasculaire reactie

A

veranderingen in de circulatie bij ontsteking
- Netto verwijding van de vaten
- Vertraging van de bloedstroom
- Uittreden van eiwitten en ontstekingscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

transudaat

A

de vaatwanden worden meer permeabel voor vocht. Er treedt meer vocht naar buiten  oedeem. Er kan sprake zijn van een toegenomen hydrostatische druk of een afgenomen colloid osmotische druk. Transsudaat is dus vooral vocht met weinig cellen en eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

exsudaat

A

naast vocht treedt ook veel eiwitten buiten de vaatwanden. Er ontstaat daardoor een grotere interendotheliale ruimte en vasodilatatie van de bloedvaten. Exsudaat is rijk aan eiwitten en kan ery’s en leukocyten bevatten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Deelnemers cellulaire reactie

A
  • Macrofagen: fagocyteren en zetten het herstel in gang losmazig bindweefsel
  • Neutrofiele granulocyt: elimineren van het agens door fagocytose. Ze komen als eerst aan en zij vrij aspecifiek
  • Plasma-eiwitten: fungeren als boodschappers van o.a. inflammatie en eliminatie. Ze worden door de lever aangemaakt en zijn de voorvormer van sommige mediatoren.
  • Mestcellen: produceren mediatoren
  • Lymfocyten: activeren het immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cellulaire reactie zelf

A
  • Leukocyt adhesie, transmigratie en chemotaxis
  • Leukocyt activatie
  • Fagocytose en afbreken schadelijke agens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er bij leukocyt adhesie, transmigratie en chemotaxis?

A

o Door de tragere bloedstroom gaan de leukocyten naar de vaatwand en rollen ze over het endotheel. De leukocyten en endotheel worden geactiveerd door ontstekingsmediatoren en brengen bepaalde receptoren tot expressie.
 Belangrijke eiwitten bij adhesie: integrinen, selectinen, VCAM1 en ICAM1 en 2.
o Als de lymfocyt gehecht is rolt hij met CD31 in een wiel naar buiten toe. Eenmaal buiten volgt het de ontstekingsmediatoren naar het gebied met schade = chemotaxis: de leukocyt beweegt van lage naar hoge concentratie chemokines voor meer activatie. Daarna kan fagocytose plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er bij leukocyt activatie

A
  • door histamine en trombine gaan de Weibel palade bodies van het endotheel meer naar het oppervlak bewegen –> selectines komt tot expressie
  • endotheel wordt door IL-1 en TNF-1 gestimuleerd –> receptoren op oppervlak komen tot expressie
  • chemokinen zorgen ervoor dat integrine beter kan hechten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er bij fagocytose en afbreken van schadelijke agens

A

o Micro-organisme bindt aan fagocytose receptor
o Het membraan van de fagocyt vouwt zich om het organisme heen
o Het fagosoom dat ontstaat voegt samen met een lysosoom
o De lysosomale enzymen doden het micro-organisme in de fagolysosoom. Het kan ook door NO of ROS gedood worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

2 groepen ontstekingsmedatoren

A

uit de ontstekingscellen (opgeslagen in de granula) en uit de lever (in een soort voorfase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pleiotroop effect

A

meerdere effecten. Een voorbeeld is NO: dit kan anti- en proinflammatoir werken. NO werkt in de macrofaag pro-inflammatoir, maar het zorgt er ook voor dat vasodilatatie optreedt en dat de leukocyt niet makkelijk hecht aan het endotheel.

17
Q

Hoe gaat beeindiging van de acute ontstekingsreactie

A
  • Schadelijke prikkel is geëlimineerd
  • Pro-ontstekingsmediatoren gedownreguleerd
  • Anti-ontstekingsmediatoren zijn geupreguleerd
  • Herstel in gang gezet
18
Q

Wat produceert de lever?

A

alle factoren van het kininesysteem, stollingsfactoren en complementfactoren

19
Q

Wat produceren de ontstekingscellen?

A

histamine, serotonine, lysosomale enzymen

ook mediatoren die acuut worden gemaakt: leukotriënen, plaatjes activator factoren, prostaglandines, stikstofoxiden en cytokinen

20
Q

Wat doet fosfolipase?

A

stimuleert de aanmaak van arachidonzuur uit lipiden dat via cyclo-oxygenase de prostaglandinen produceert of via 5-lipoxygenase de leukotrienen produceert

21
Q

Wat produceert de prostaglandine productie?

A

COX remmers, corticosteroiden hebben een sterkere werking

22
Q

Wat doet factor XIIa?

A

omgezet uit factor XII, het stollingssysteem wordt geactiveerd. Dit heeft invloed op het complementsysteem en XIIa activeert het kininesysteem met de productie van bradykinine

23
Q

Wat doet de M1 macrofaag

A

bevordert de ontsteking en zorgt dat de schadelijke agens wordt opgeruimt. Ontwikkelt onder invloed van micro-organismen of IFN gamma

24
Q

Wat doet de M2 macrofaag

A

anti-inflammatoir: groeifactor productie en productie cytokinen voor anti-inflammatoire effecten

25
Q

Wat zijn 2 soorten herstel

A
  • Herstel van het weefsel/parenchym in oorspronkelijke vorm
  • Herstel door vorming bindweefsel
26
Q

Waarvan is herstel afhankelijk?

A
  • Wel of niet aanwezig zijn van stamcellen
    o Regeneratie vindt hier plaats
    o Pluripotent en multipotent
    o Differentiatie pluripotente beenmerg stromale (stam)cellen wordt gestuurd door cytokinen en transcriptiefactoren.
    o Autocrien, paracrien of endocriene communicatie. Signal van buiten naar binnen via het cytoskelet en signaal transductiepathways.
  • Proliferatie activiteit van het weefsel
  • Mate van beschadiging van de extracellulaire matrix
27
Q

Schema van genezing

A
  • Bij permanente celschade ontstaat er fibrose
  • Bij verwijdering van de prikkel van de celschade en wanneer het netwerk nog intact is kan er regeneratie ontstaan
  • Bij dood van parenchymcellen ontstaat er een litteken
28
Q

Relatie tijd tussen ontstekingsreactie en het herstel

A

Hierbij is er eerst inflammatie met chemotaxis en stolling. Daarna is er proliferatie met vernieuwing van het regeneratie en angiogenese. Tot slot ontstaat maturatie door collageen depositie.

29
Q
A