Kennis hoofdstuk 4 Flashcards

1
Q

Welke twee groeitrends onderscheiden we?

A
  1. cephalocaudaal

2. proximodistaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de cephalocaudale groeitrend in?

A

Van hoofd naar staart

-> de onderste delen van het lichaam ontwikkelen zich minder snel dan het hoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt de proximodistale groeitrend in?

A

Van dicht naar ver

-> de uitersten groeien later dn het hoofd en de borst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar zorgen de vele neuronen van baby’s bij geboorte voor?

A

Dat we veerkrachtig kunnen zijn wanneer iets misloopt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er onmiddellijk na de geboorte met de neuronen?

A

neuronen zonder verbinding sterven af (= programmeer cell death)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom wordt stimulatie van de neuronen essentieel na geboorte?

A

De gestimuleerde neuronen vormen verbindingen en synapsen terwijl de niet-gestimuleerde hun synapsen verliezen en terugkeren naar de ongedefinieerde staat (=synaptic pruning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent lateralizatie?

A

De twee hemisferen van de hersenen krijgen elk een aparte set van functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke functies bezit de linkse hemisfeer?

A
  • verbaal
  • sequentieel denken
  • positieve emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke functies bezit de rechtse hemisfeer?

A
  • spatiaal
  • parallel en holistisch denken
  • negatieve emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het belang van de omgevingsinvloeden?

A

Stimulatie is nodig om de neuronen te activeren en verbindingen te doen maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe is de ontwikkeling op niveau van de cortex multidirectioneel?

A

Terwijl het ene domein vooruit gaat kan een ander domein vertragen of zelf stagneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke soorten stimulatie van de neuronen onderscheiden we?

A
  1. experience expectant brain growth

2. experience dependent brain growth

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is experience expectant brain growth?

A

basis stimulatie als het kunnen zien of waarnemen van bepaalde klanken zorgen ervoor dat onze hersenen analoog opgedeeld zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is experience dependent brain growth?

A

zorgt voor interindividuele verschillen, de hersenen zijn uniek, de bedradingen verschillen van persoon tot persoon, bij de ene zijn sommige gebieden meer ontwikkeld dan bij anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de gevolgen van een slechte voeding?

A
  • marasmus

- kwashiorkor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is marasmus?

A

complete fysieke achteruitgang tijdens de eerste jaren, zeer mager

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is kwashiorkor?

A

Gezwollen buik door gebrek aan proteïne

18
Q

Wat is een bekrachtiging?

A

Een stimulus die ervoor zorgt dat de frequentie van gedrag stijgt

19
Q

Wat is een straf?

A

Een stimulus die ervoor zorgt dat de frequentie van gedrag daalt

20
Q

Wat is habituatie?

A

Graduele afname in de sterkte van een respons ten gevolge van repetitieve blootstellingen

21
Q

Wat is herstel?

A

De vaststelling dat een nieuwe stimulus resulteert in een terugkeer naar het hogere niveau van responsiviteit

22
Q

Wat is novelty preference?

A

Voorkeur hebben voor iets nieuws?

23
Q

Wat is familarity preference?

A

Voorkeur hebben voor het vertrouwde, het bekende

24
Q

Wat is het voordeel van de habituatie?

A

De aandacht is meer gefocust

25
Q

Wat test de familiarity preference?

A

Het lange termijnsgeheugen

-> meet hoe lang iets onthouden blijft

26
Q

Wat is imitatie?

A

De capaciteit om gedrag van andere personen te imiteren

27
Q

vanaf wanneer treedt imitatie op?

A

Vanaf twee dagen oud

28
Q

Waar zorgt het stappen van de baby voor?

A
  • baby’s leren zichzelf beter begrijpen

- baby’s leren de wereld om zich heen beter kennen

29
Q

Wat is de ruwe motorische ontwikkeling?

A

Controle verwerven over acties waardoor je beter de omgeving kan exploreren

30
Q

Geef een voorbeeld van een ruw motorische ontwikkeling:

A

kruipen, wandelen

31
Q

Wat is de fine motorische ontwikkeling?

A

Controle verwerven over kleinere acties

32
Q

Geef een voorbeeld van een fijn motorische ontwikkeling:

A

reiken, grijpen

33
Q

Welke trends onderscheiden we in de motorische ontwikkeling?

A
  1. proximale trend

2. cephalocaudale trend

34
Q

Wat is de proximale trend?

A

Van binnen naar buiten

-> ruwe motorische ontwikkelingen voor de fijne

35
Q

Wat is de cephalocaudale trend?

A

Controle over hoofd komt voor de controle over de romp en de benen

36
Q

Wat houdt de dynamische systeemtheorie in?

A

Nieuwe motorische vaardigheden aanleren impliceert het verwerven van een gradueel complexer actiesysteem

37
Q

Welke vier factoren spelen een rol bij eke nieuwe vaardigheid?

A
  1. ontwikkeling van centraal zenuwstelsel
  2. capaciteit van lichaam om te bewegen
    - > biologische aard
  3. doelen kind
  4. ondersteuning omgeving
    - > omgeving aard
38
Q

In welke onderdelen kunnen we de ontwikkeling van de fijne motoriek opdelen?

A
  • pre rijken

- vrijwillig rijken

39
Q

Wat houdt het pre rijken in?

A

tot 3 maand

-> slecht gecoördineerde zwaaibeweging naar een object

40
Q

Wat houdt vrijwillig rijken in?

A

vanaf 3 maand

-> toename in efficiëntie en snelheid