Kennis hoofdstuk 1 (les 1) Flashcards

1
Q

Wat is het doel van ontwikkelingspsychologie?

A

Het begrijpen van stabiliteit en verandering van gedrag over de levensloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welke verschillende domeinen situeert ontwikkelingspsychologie zich?

A

fysiek, perceptueel, cognitief, emotioneel en sociaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt de entiteit theorie in?

A

De intelligentie ligt vast: je bent ofwel een winnaar, ofwel een verliezer. Je bent ofwel slim, ofwel dom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat houdt de incrementele theorie in?

A

groeitheorie: talent kan je ontplooien, er is de capaciteit tot verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het doel van theorieën als de entiteit en incrementele theorie?

A

De realiteit helpen beschrijven en structureren door ze te beschrijven, verklaren en voorspellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt ‘de ontwikkeling is continu’ in?

A

De fases verschillen in kwantiteit: - er wordt uitgebreid op de reeds bestaande vaardigheden. - dit verloopt rustig, gradueel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt ‘de ontwikkeling is discontinu’ in?

A

de fases verschillen in kwaliteit: - nieuwe manier van reageren in specifieke periodes - abrupte verandering, ommezwaai, crisis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat bedoeld men met de metafoor van een wolfformatie? (Met betrekking tot continu of discontinu)

A

Wolken lijken plots te ontstaan (discontinu) maar in werkelijkheid schuilt hierachter een continu proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe beschreef men vroeger het verloop van de ontwikkeling?

A

Er waren veel stadiatheorieën: - stadia zijn universeel, voor iedereen hetzelfde - stadia zijn unidimensioneel: spelen zich af of één dimensie => Eén verloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe beschrijft men nu het verloop van de ontwikkeling?

A

Er zijn meerdere vormen van ontwikkeling mogelijk door unieke combinaties van persoonlijke en omgevingskenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt de biologische theorie in?

A

De ontwikkeling is endogeen: - benadrukken stabiliteit en belang erfelijkheid - omgeving enkel belangrijk bij vroege ervaring - geloven in maturiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt de milieutheorie in?

A

de ontwikkeling is exogeen: - benadrukken plasticiteit - gestuurd door fysische en sociale invloeden uit de omgeving - omgeving speelt doorheen het hele leven een belangrijk proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt het levensloopperspectief in?

A

waar vroeger men in extremen dacht creëert men nu een meer gebalanceerde visie: - levenslang ontwikkelen - multidimensional - directioneel - platisch - verschillende contexten (3 domeinen ontwikkeling intrageren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt bedoeld met multidimensioneel?

A

bepaald door complex samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met multidirectioneel?

A

veelvormig, voort- en achteruitgang over alle domeinen maar ook binnen éénzelfde domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke verschillende contexten onderscheiden we?

A
  1. Leeftijdsgebonden: volgens chronologie van het onderworpen, normatieve invloed 2: Gebonden aan geschiedenis: gebeurtenissen die op een bepaald moment het leven beïnvloeden, normatieve invloed 3. Niet normatieve invloed: gebeurtenissen die jou overkomen maar anderen niet
17
Q

Wat hield de studie van Caspi in?

A

Kwam tot de vaststelling dat depressie te voorspellen is dmv interactie tussen een bepaald gen en mishandeling, enkel wanneer beide factor, merkbaar waren, is er een verhoogd risico

18
Q

Wat hield de studie van O’Connor in?

A

Deed onderzoek bij adoptiekinderen, er was een at-risk groep en die kwam vaker tot uiting omdat hun opvoedingsstijl leed onder het risico tot probleemgedrag

19
Q

Wat stelde Watson?

A

Elk kind kan door kracht van de omgeving gekneed worden tot eenderwelk persoon

20
Q

Wat stelde Harris?

A

De genetica heeft invloed

21
Q

Wat bedoelen we met plasticiteit?

A

Kneedbaarheid, veranderbaarheid, wendbaarheid

22
Q

Wat is het verband tussen plasticiteit en tijd?

A

Neemt af over de tijd, toenemende rigiditeit