Hoofdstuk 5 deel 5 Flashcards

1
Q

Wat zijn de eerste taalklanken?

A
  • vocalisaties

- brabbelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is polyglot brabbelen?

A

Universeel brabbelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

vanaf wanneer wordt brabbelen monoglot?

A

Vanaf 8 maand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is communiceren?

A

Interactief proces waarbij beide communicatiepartners op elkaar afgestemd dienen te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is overextensie?

A

Een term wordt te breed toegepast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is onderextensie?

A

Een term wordt te eng toegepast?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is spreken?

A

Het zelf benoemen van dingen, vaak gepaard met overextensies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is begrijpen?

A

Als ze gevraagd worden een bepaald object aan te duiden gaan dit vlot, minder vaak overextenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar is de individuele taalontwikkeling afhankelijk van?

A
  1. Omgeving
  2. Geslacht: meisjes lopen voor op jongens
  3. Persoonlijkheid
  4. Stijl van praten
  5. Taalachterstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke twee stijlen van praten onderscheiden we?

A
  1. Referentieel: woorden die regeren naar objecten

2. Expressief: wordenn die uitdrukkingen geven aan wensen en gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly