Hoofdstuk 12 deel 2 Flashcards

1
Q

Wat is de heteronome moraal?

A

Moraal gecontroleerd door instanties buiten persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wijst onderzoek naar emotionele ontwikkeling bij adolescenten uit?

A
  • longitudinaal onderzoek
  • meeste mensen doorlopen stadia
  • ontwikkeling erg traag en geleidelijk
  • pos-conventioneel niveau zelden bereikt
  • conventioneel denken kan ook hoge morele maturiteit impliceren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de potentiële gevaren van intieme vriendschappen?

A
  • co-ruminatie

- relationele agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de voordelen van social media?

A
  • ondersteunt gevoel van intimiteit en nabijheid in bestaande vriendschappen
  • laat toe om nieuwe vrienden te leren kennen
  • mogelijkheid om delicate onderwerpen te bespreken in een niet bedreigende context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de gevaren van social media?

A
  • romantische relatie via internet opbouwen
  • enkel vrienden via internet leren kennen
  • gevaarlijke uitwassen (pestgedrag,…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de voordelen van vriendschap?

A
  • mogelijkheid zelf-exploratie, iemand anders echt begrijpen
  • basis voor latere intieme relaties
  • helpen omgaan met dagelijkse stress
  • kan houdingen en betrokkenheid school bevorderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een clique?

A
  • kleine groep van 5 tot 7 personen
  • goede vrienden
  • bepaald door interesses, sociale status
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een crowd?

A
  • groter, meerdere cliques

- lidmaatschap gebaseerd op reputatie, stereotype

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de gevaren van te vroeg dating?

A

Samenhang met problemen met wet en op school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tot wat voelen we druk om te conformeren?

A
  • kleding, uiterlijk
  • pro-adult gedrag
  • onbehoorlijk gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat helpt weerstand bieden tegen conformiteit?

A

Authoratieve opvoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn beïnvloedende factoren voor depressie?

A
  • genetisch
  • opvoedingspraktijken
  • aangeleerde hulpeloosheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke groepen hebben het hoogst risico op suïcide?

A
  • blanke jongens
  • Afrikaans-Amerikaanse jongens
  • Hollebi’s
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de preventie van suïcide?

A
  • signalen opvangen
  • contactpersonen, zorgleerkracht
  • uitdrukken belangstelling en zorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt suïcide behandeld?

A
  • vele behandelingen, van medicatie tot therapie
  • verkrijgbaarheid wapens beperken
  • opvang gezinsleden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn determinanten voor delinquentie?

A
  • SES
  • opvoedingsproblemen
  • armoede
17
Q

Wat is de preventie van delinquentie?

A
  • authoritatieve opvoeding
  • goed onderwijs
  • welvarende buurt
  • zero-tolerantie werkt niet aangezien het moeilijk vol te houden is
18
Q

Wat is de behandeling van delinquentie?

A
  • thuis houden, weghalen uit delinquente peergroep
  • aanleren vaardigheden
  • niet-agressieve omgeving
19
Q

Welke twee wegen naar delinquentie onderscheiden we?

A
  • Vroeg beginnen: gedrag begint op de lagere school

- Laat beginnen: gedrag begint rond puberteit