Hoofdstuk 8 deel 2 Flashcards

1
Q

Wat houdt het meer sociaal worden in spel met peers in?

A

Vooruitgang in sociabiliteit met leeftijdsgenoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat was het oorspronkelijke idee omtrent spelontwikkeling?

A

Het is te meten adhv de mate waarin spel al dan niet sociaal van aard is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat stelde Mildred Parten omtrent spelontwikkeling?

A

Hoe socialer het spel is, hoe hoogstaander het spel is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de belangrijke spelvormen?

A
  1. Toeschouwerspel: het kind kijkt hoe een ander kind speelt
  2. Parallel spel: naast elkaar spelen, hetzelfde gedrag uitvoeren zonder interactie
  3. Solitair spel: alleen spelen
  4. Associatief spel: hetzelfde doen maar apart, met interactie
  5. Coöperatief spel: samenwerken aan éénzelfde doel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke drie soorten spel onderscheiden we bij kleuters?

A
  1. Niet sociale activiteit
  2. Parallel spel
  3. Sociale interactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is niet sociale activiteit?

A
  • niet betrokken, toeschouwersgedrag

- solitair spel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is parallel spel?

A

Speelt in de nabijheid van andere kinderen met gelijkaardig speelgoed, maar probeert hen niet te beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is sociale interactie?

A
  • associatief spel: uitwisselen en commentaar

- coöperatief spel: zelfde doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wees longitudinaal onderzoek ivm spelontwikkeling uit?

A
  • alle drie soorten spel komen samen voor bij kleuters
  • niet sociaal: meest bij drie tot vier jarigen
  • solitair en parallel meest bij drie tot zesjarigen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een nieuw idee omtrent spelontwikkeling?

A

Binnen elke van de drie spelsoorten neemt de cognitieve rijpheid van het spel toe met de leeftijd, spelvormen kunnen op elke leeftijd voorkomen, maar de inhoud van het spel moet wel verschillende over verschillende leeftijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke drie inhouden van spel onderscheiden we?

A
  1. functioneel spel (0-2): eenvoudige repetitieve bewegingen, met of zonder voorwerpen
  2. constructie spel (3-6): creeëren of construeren van iets
  3. rollenspel (2-6): uitbeelden van alledaagse en ingebeelde rollen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer is alleen spelen een probleem?

A

Als het een laag niveau van cognitieve rijpheid weerspiegeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat houdt vriendschap bij volwassenen in?

A

Wederzijdse relatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat omvat vriendschap bij volwassenen?

A
  • elkaar gezelschap houden
  • delen
  • begrijpen van gedachten en gevoelens
  • voor elkaar zorgen in tijden van nood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat kenmerkt rijpe vriendschappen?

A

Blijven duren in de tijd en overleven occasionele conflicten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat kenmerkt vriendschap bij kleuters

A

Ze begrijpen al iets over uniekheid van vriendschap, maar

  • nog geen wederzijds vertrouwen
  • nog niet langdurig (na ruzie gedaan)
17
Q

Wat is het voordeel van vrienden?

A

Bieden meer bevestiging, zijn emotioneel expressiever en bieden meer sociale steun

18
Q

Hoe beïnvloeden de ouders vroege relaties met peers?

A

Direct:
- regelen van informele activiteiten
- richtlijnen over hoe zich te gedragen tov anderen
Indirect:
- veilige gehechtheid
- emotioneel expressieve, ondersteundende communicatie