Hoofdstuk 16 deel 2 Flashcards

1
Q

Waarom heeft het mogelijke zelf een belangrijke functie tot blijvend welbevinden?

A

de droom levendig houden, nieuwe doelen blijven aspireren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke drie belangrijke persoonlijkheidskenmerken nemen toe tijdens de midden-volwassenheid?

A
  1. zelfaanvaarding: goede en slechte kanten
  2. autonomie: niet anderen, maar zelf
  3. beheersing van omgeving: evironmental master, reeks complexe taken goed aankunnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is effectieve coping?

A

Combinatie van probleem-gerichte en emotie-gerichte coping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom gaan we in de middelbare leeftijd beter om met problemen?

A
  • verbeterde zelfkennis: beter georganiseerd

- groter zelfvertrouwen: dat men problemen aankan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe evolueert de geslachtsidentiteit in de middelbare leeftijd?

A

Vrouwen: nemen toe in mannelijke trekken
Mannen: nemen toe in vrouwelijke trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de big five persoonlijkheidstrekken?

A
  1. Neuroticisme
  2. Extraversie
  3. Openheid: voor nieuwe ervaringen
  4. Vriendelijkheid
  5. Gewetensvolheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar duiden hoog en laag neuroticisme op?

A

Hoog: zich zorgen maken, emotioneel kwetsbaar
Laag: rustig, niet emotioneel, kan tegen een stootje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar duiden hoog en laag extraversie op?

A

Hoog: actief, houdt van plezier, gepasioneerd
Laag: passief, nuchter en emotioneel niet reactief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar duiden hoog en laag openheid op?

A

Hoog: creatief, origineel, progressief
Laag: niet creatief, conventioneel, conservatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar duiden hoog en laag vriendelijkheid op?

A

Hoog: genereus, lief, goed van natuur
Laag: antagonistisch, kritisch, irriteerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar duiden hoof en laag gewetensvolheid op?

A

Hoog: werkt hard, goed georganiseerd, ambitieus
Laag: lui, niet-georganiseerd, zet niet door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke leeftijdstrends onderscheiden we in de Big Five?

A
  • gemiddelde neuroticisme, extraversie ne openheid: lichte daling van adolescentie naar middelbare leeftijd
  • gemiddelde vriendelijkheid en gewetensvolheid: stijging
  • in zeer verschillende culturen, vandaar mogelijk genetische basis
  • > Gemiddeld genomen is er een evolutie naar meer maturiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een schijnbaar contrast omtrent de big five?

A

Gemiddeld genomen is er verandering, maar ook toegenomen rangorde en stabiliteit in die persoonlijkheidskenmerken, er is verandering op het gemiddelde maar stabiliteit op de rangorde, positie van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly